Drie duistere denkers
Titel:
”Vier ongemakkelijke filosofen. Nietzsche, Cioran, Bataille, Derrida”
Auteur: Ger Groot
Uitgeverij: SUN, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5875 016 7
Pagina’s: 541
Prijs: € 29,50. Nietzsche brengt op indringende wijze de gevolgen van de secularisatie, de ”dood van God”, onder woorden. De invloed van zijn ideeën is vandaag de dag nergens zo groot als in Frankrijk. Ook zelf voelde hij zich op het eind van zijn leven meer Fransman dan Duitser. Daarom onderzoekt Ger Groot in ”Vier ongemakkelijke filosofen” de doorwerking van zijn ideeën bij de Franse denkers Cioran, Bataille en Derrida. Waar loopt het postmoderne denken dat in het voetspoor van Nietzsche is ontstaan op uit?
Het denken van Nietzsche is, zoals Groot in het ”Woord vooraf” laat zien, heel problematisch. Elk waarheidscriterium wordt ondermijnd. Daardoor kan niet worden uitgemaakt welke interpretaties van zijn werk gerechtvaardigd zijn en welke niet. Met als voorzienbaar gevolg dat men in de loop der tijd met zijn werk alle kanten op is gegaan. Een ander gevaar van zijn denken is volgens de auteur de duistere fascinatie voor het ”tegen-redelijke”, voor ”kracht” en ”wil tot macht”.
Elk van de denkers die in dit boek, waarop de auteur aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam promoveerde, aan de orde komen wordt in een afzonderlijk deel besproken. Emil Cioran (1911-1995), Fransman van Roemeense afkomst, is de minst bekende. Hij schrijft boeken met weinig vrolijke titels als ”Geboren zijn is ongemak” en ”Bittere syllogismen”. Naar eigen zeggen wordt hij verteerd door nostalgie naar het paradijs zonder één enkele toegang tot een waar geloof te hebben. Zijn hele leven lang ligt hij overhoop met het absolute, met God.
Door zijn verbitterde berusting in de volstrekte zinloosheid van het leven komt hij dicht in de buurt van de sombere Schopenhauer, die zo veel invloed op de jonge Nietzsche had. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw valt Cioran roem ten deel, de verkoopcijfers van zijn boeken stijgen. Na zijn dood schrijft een Spaanse cartoonist heel toepasselijk: „Hij nam zichzelf voor te mislukken en ook dat lukte hem niet.”
Liederlijk
Georges Bataille (1897-1962) schrijft over de „lege plaats” die door het verdwijnen van het geloof in God is ontstaan. Door zijn geschriften wil hij de ervaring van het uiteenvallen van totaliteit oproepen die daarvan het gevolg is. Bewust keert hij zich af van God en het goede, en bekeert zich tot het kwade. Gevolg daarvan is een gedrag dat zelfs volgens zijn vrienden, die wat dat betreft heel wat gewend zijn, ongekend liederlijk is. Hij verwoordt zijn ideeën voor een deel in erotische verhalen. Stuitend is zijn gedachte dat erotiek toegang geeft tot een ervaring van het heilige.
Hoewel Groot het aanstootgevende karakter van Batailles werk erkent, doet hij er wat mij betreft te vergoelijkend over. Filosofie en ethiek moeten niet worden gescheiden. Overigens is onduidelijk in hoeverre Bataille een filosoof is. Zelf noemde hij zich een „mysticus”, „misschien een gek.” Wel is zeker dat zijn oeuvre een belangrijke inspiratiebron is voor latere postmoderne filosofen. Zoals voor Jacques Derrida (1930), de laatste denker die in het boek wordt opgevoerd.
Deze filosoof van de ”deconstructie” laat door middel van zijn analyse van de werking van taal zien dat een volledig begrip van de werkelijkheid, waar de filosofie volgens hem steeds naar heeft gestreefd, niet mogelijk is. Maar tegelijk laat hij zien dat een idee van waarheid onmisbaar is: „Il faut la vérité” (de waarheid is van node). De waarheid kan wel worden ondermijnd, maar niet worden gemist.
Opvallend is dat Cioran, Bataille en Derrida allen gebruikmaken van de Joods-christelijke traditie. Cioran ontwikkelt vanuit Genesis 2 en 3 een scheppingstheologie. Bataille oriënteert zich op christelijke mystici omdat hij bij hen zijn „ervaring van zelfverlies” meent waar te nemen. Derrida, zelf van Joodse afkomst, zoekt vooral aansluiting bij de Joodse traditie. En vanwege de onmogelijkheid zijn eigen denken te funderen, zoekt hij een mystieke oplossing en komt in het vaarwater van de negatieve theologie.
Hardnekkig heimwee
Groot beschrijft zijn duistere denkers vanuit een „hardnekkig heimwee naar een verlichte helderheid”, en dus met een zekere kritische distantie. In de toegankelijke stijl waarin het boek is geschreven verloochent de auteur zijn journalistieke achtergrond niet. De grote filosofen worden aangenaam gerelativeerd door de aandacht die hij heeft voor hun (klein)menselijke kanten. Sommige formuleringen zijn werkelijk prachtig. Over Nietzsches boek ”Also sprach Zarathustra” zegt hij bijvoorbeeld: „Het kranke, zwaarmoedige individu Nietzsche zag zichzelf voltooid in de gedroomde figuur van Zarathustra: de prediker die hij wilde zijn en de danser die hij nooit was geweest.” Alleen het hoofdstuk over Derrida is echt zwaar, de complexiteit van zijn denken maakt dat ook onvermijdelijk.
Zoals te verwachten valt van een auteur die medewerker is van NRC Handelsblad en De Groene Amsterdammer wordt zelfs niet geprobeerd aan het christendom recht te doen. Het boek zou wat mij betreft veel interessanter zijn geweest als Groot de manier waarop de door hem besproken figuren het christelijk geloof ter sprake brengen, had geconfronteerd met wat een christelijke denker als Kierkegaard over geloofservaring heeft gezegd. Overeenkomst en verschil met de ervaringen van ”wedergeboorte”, het ”transcendente” en ”zelfverlies” zoals Nietzsche, Cioran en Bataille die beschrijven, zouden dan duidelijk zijn geworden.
Want als in het voetspoor van Nietzsche iets duidelijk is geworden, is het wel dat het kennen van waarheid geen zaak is van het denken alleen, maar ook van ervaring, van zelfverlies, van zelfovergave. Van overgave aan God, of van verzet tegen God.