„Het was een unieke oefening waarbij iedereen zijn eigen calamiteitenplan volgde en ook de samenwerking tussen de diverse diensten en organisaties werd geoefend”, aldus J. Sevenstern, algeheel coördinator van de oefening en werkzaam bij de brandweer.

Tijdens de rampoefening was het vliegveld gewoon open. Ook de twee deelnemende ziekenhuizen, Vlietland in Schiedam en het Rotterdamse Sint-Franciscus Gasthuis, testten hun rampenplan door de ’gewonde’ reizigers op te nemen. Aan de oefening deden ongeveer 500 vertegenwoordigers van onder meer brandweer, politie, marechaussee, de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en milieudienst Rijnmond mee.

Ook het calamiteitenteam van luchtvaartmaatschappij Transavia oefende. „Het was leerzaam, maar wel een gigantische operatie om voor te bereiden. Je kunt bijvoorbeeld niet veertig geschminkte Lotus-slachtoffers door de aankomsthal van Schiphol laten lopen”, aldus Sevenstern. Hij verwacht de volgende grote oefening op het vliegveld op zijn vroegst over twee jaar.

Op Rotterdam Airport vindt gemiddeld een keer per jaar een zogeheten voorzorgslanding plaats, reden genoeg om te oefenen aldus Sevenstern. Omdat Transavia een toestel beschikbaar stelde, oefenden hulpverleners in Rotterdam voor het eerst direct vanaf een echte landing.

De hulpverleners kregen te maken met een volle Boeing 737 die een ’noodlanding’ maakte omdat passagiers klaagden over pijn aan ogen, gezicht en armen nadat een chemische substantie was vrijgekomen in het vliegtuig.

Hulpdiensten van de luchthaven zorgden voor de eerste opvang en voorkwamen dat de passagiers uit het volle toestel kriskras over de startbaan renden. Al spoedig kregen ze ondersteuning van de regionale brandweer. Alleen de zwaarst gewonde passagiers zaten nog in het toestel, toen bijna een uur later een rij ambulances arriveerde.

Sevenstern is tevreden over het verloop van de oefening. „We hebben er veel van geleerd.”