Commentaar: Strenge rechter laat drugsdebat herleven
Wat zullen ze in hun vuistje hebben gelachen, de Tweede Kamerleden van PvdA, SP, D66 en GroenLinks, toen de strafrechter vorige week drie invallen en inbeslagnames in growshops terugdraaide. Justitie was in actie gekomen in een poging de activiteiten van deze organisaties te verstoren, indien mogelijk definitief. Dat leek te kunnen met een wet van oud-minister Opstelten die sinds 1 maart van kracht is. Wie ten behoeve van de georganiseerde hennepteelt bedrijfspanden beschikbaar stelt, elektriciteitskabels verlegt of teeltmaterialen verkoopt, is strafbaar en kan dus worden aangepakt, zo luidt kortweg de strekking daarvan.
De drie vonnissen maken duidelijk dat Opsteltens drugswet de lakmoesproef niet ongeschonden heeft doorstaan. De rechter blijft een hoge bewijslast eisen, voordat hij tot de slotsom komt dat de verdachte exploitanten een ernstige reden hadden om te vermoeden dat er gehandeld werd in opdracht van professionele hennepkwekers. Alleen het voorradig hebben van teeltmaterialen of het handelen daarin is niet genoeg, aangezien deze voorwerpen ook voor legale doeleinden kunnen worden gebruikt.
Om te begrijpen waarom dat koren op de molen is van genoemde vier partijen moeten we terug naar 15 november 2007. Huidig CDA-fractievoorzitter Buma diende toen als Kamerlid een motie in waarin toenmalig justitieminister Hirsch Ballin werd opgeroepen tegen de georganiseerde hennepteelt op te treden. Deze kwam daarop met een wet die sprekend leek op de wet van Opstelten. Weg met de growshops, was ook toen het achterliggende idee.
Vreemd is de overeenkomst niet, want Hirsch Ballin en Opstelten zaten beiden in hetzelfde, lastige parket. Growshops met het bestaande strafrechtelijk instrumentarium proberen op te rollen, vergt: bewijzen dat de eigenaar hennep oogst, handelt in hennepstekken, of deelneemt dan wel leidinggeeft aan een criminele organisatie. Dat vereist veel recherchecapaciteit, die schaars is en duur.
Legaliseer de wietteelt dan ook, zo luidt al sinds jaar en dag het pleidooi van PvdA, SP, D66 en GroenLinks. Dat voorstel roept in christelijke kring terecht altijd veel verzet op. De schadelijke gevolgen van (soft)drugs zijn immers genoegzaam bekend. Alleen al daarom dient strenge handhaving de voorkeur te hebben boven kiezen voor regulering, wat vaak een halfslachtige schijnoplossing blijkt te zijn.
Gelukkig leken ook Hirsch Ballin en Opstelten daarvan doordrongen. Vandaar hun keus om het strafbaar stellen van hulp bij georganiseerde hennepteelt te vergemakkelijken. De valkuil van een tekort aan rechercheurs leek omzeild, maar of de strafbaarstelling daadwerkelijk is verruimd, blijkt nu hoogst twijfelachtig te zijn. Nóg meer agenten, of toch maar legaliseren? Die vraag blijft helaas bestaan.
Het argument dat strengere wetten aantoonbaar niet helpen, lijkt met de nieuwste drugsvonnissen aan kracht te hebben gewonnen. Dat zou weleens mede de opmaat naar het toch maar reguleren van wietteelt kunnen blijken te zijn. Kortom, de kans dat de rechter het drugsdebat in de Kamer heeft laten herleven, is helaas levensgroot.