Een schildersretraite in Egmond-Binnen
Kloosters. Zeldzame plaatsen waar nog orde en rust heersen, en de stilte hoofdzuster is. Oorden van heling voor werkverslaafden, opgebranden en zoekers van verloren spiritualiteit.
Ook in de ogen van een hoogopgeleide, hardwerkende reformatorische dertiger kan zomaar iets gaan glimmen als je ”klooster” zegt. In zijn boek ”Eerste hulp bij kloosterbezoek” schrijft Jan Willem Wits dat op jaarbasis duizenden mensen een abdij bezoeken, en dat het voortbestaan van kloostergemeenschappen voornamelijk te danken is aan al die betalende gasten van diverse pluimage. Je kunt er als individu een paar nachten boeken, maar ook diverse groepsretraites zijn mogelijk.
Beeldend kunstenaars Wilma Wagenaar en André Bikker verzorgen al jaren een bijzonder programma. Ze volgen het eeuwenoude benedictijnse dagritme, maar daarnaast zijn er ruimte en materiaal om indrukken te verwerken in tekeningen en schilderijen. Deelnemers hoeven hierbij niet over enige vorm van artisticiteit te beschikken. RD-medewerker Christine Stam-van Gent nam de proef op de som en schreef zich in voor een vierdaagse schilderretraite. Locatie: de Sint-Adelbertabdij van Egmond-Binnen. ”Deo vacare”, staat er op de voorgevel: vrij worden voor God.
De retraite begint zodra je het huis verlaat, meldt de instructie. Ik stop dus bij vertrek een paar mystieke boekjes in mijn rugzak, voor in de trein: Thomas a Kempis natuurlijk, en ”Een wolk van niet-weten”, de klassieker van een naamloze schrijver uit de tijd van Meister Eckhart, Jan van Ruusbroec en Geert Grote. Het is vertaald door een monnik uit Egmond. „Niet te veel gaan zweven, hè”, zegt een bezorgde echtgenoot bij het afscheid. In de trein lees ik een allerminst zweverig gebed: God, voor wie alle harten open liggen, tot wie iedere wil zich wendt, en voor wie geen geheim verborgen is, ik smeek U: zuiver zó het verlangen van mijn hart door de onuitsprekelijke gave van uw genade, dat ik volmaakt U beminnen en waardig U lof toezingen mag. Amen.
Vanuit Castricum rijdt een bus langs Egmond-Binnen. De abdij ligt aan de andere kant van het dorp, dus wacht er nog een wandeling. De ziel reist te voet, zeggen de benedictijnen. En die ziel, daar gaat het de komende vier dagen tenslotte om. Of ik de weg kan vinden, vraagt een dorpeling, terwijl pal achter hem de abdij oprijst uit het groen. Hij heeft er vandaag al meer geholpen. Allemaal beladen met kwasten en schilderkoffers „en dat soort rommel.” Ik heb in ieder geval de juiste abdij te pakken.
Veertien mensen telt de groep. We zitten in een grote kring in het gras. Om ons heen ruisen de boomtoppen: een mooie, stille plek – er is geen woord te veel beloofd. Om beurten tonen we een afbeelding die duidelijk moet maken wat we hier zoeken. De mijne laat een besmeurde peuter zien, die zich net in de keuken heeft uitgeleefd. De goed zichtbare wanorde laat er geen misverstand over bestaan: wat ik hier zoek, is slechts een poosje rust, reinheid, regelmaat. Wat zo’n afbeelding al niet kan vertellen. De leiders knikken tevreden: niets verlangen dan rust en verder maar zien wat deze dagen je brengen zullen, is een prima motivatie. Benedictijnen baseren zich op de ”regel van Benedictus”, een leidraad uit de zesde eeuw voor beginnende monniken. Ze zijn meer van de ‘aardse’ spiritualiteit en van het haalbare van alledag voor iedereen, dan van duizelingwekkend hoge, geestelijke processen die slechts voor een enkeling zijn weggelegd.
”Luisteren” is ons thema voor deze vier dagen. Benedictus begon zijn regel niet voor niets met: „Luister, mijn zoon, naar de richtlijnen van uw meester.” Wat we hier in elk geval horen, is de klok voor de vespers, die tot in de gastenkamers toe klinkt. Nu is er nog alle tijd om je werkzaamheden af te ronden en naar de kapel te gaan. Iets later begint een lichtere, snellere klok te luiden: als je opschiet, ben je nog steeds op tijd. Een van de monniken zet het zingen in. In vier weken wordt het hele psalmboek gezongen, in de berijming van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde. Gelukzalig die gij verkiest, die gij noodt in uw hoven te wonen, zingen de broeders, en: Dacht ik: ”mijn voet vindt geen steun”, úw goedheid, Heer, hield mij staande.
De broodmaaltijd nuttigen we in de gastenkamer. Je kauwt in stilte, en om een nieuwe boterham moet je gebaren. De stilte, eerst onwennig, is al snel weldadig. André Bikker zet een cd met gregoriaanse muziek op. Misschien thuis eens iets met een verhalen-cd proberen?
Aan de rand van het abdijterrein staat ons atelier. Voordat we gaan schilderen, doen we een beginoefening met tekenpapier en potlood. Laat maar gaan, die hand: niet denken, lijnen maken. De bedoeling is dat ze rechtstreeks van je hart naar je potlood vloeien. Uit diverse hoeken klinkt verwoed gekras, maar bij mij ziet het er rustig uit; een tikkeltje uitgeblust zelfs. Maar dat kan natuurlijk nog veranderen. Om 21.00 uur: de metten, een korte avonddienst. Met een lied van Ad den Besten in de oren: ”Gij hebt, o God, dit broze bestaan gewild”, treden we de Grote Stilte in, zoals benedictijnen de nacht plegen te noemen. „…dat ik niet uit dit smal en onvast bestand van mijn bestaan zal vallen dan in Uw hand.”
Stipt om kwart voor zeven de volgende morgen luidt de klok: kom, ga met ons naar de lauden. In plaats van de eucharistie van tien uur bij te wonen, maak ik met een medecursist een wandeling naar de Egmondse duinen. Hier kun je uren eenzaam zwerven. Het fijne van deze retraite is dat die, geheel in de geest van de benedictijnen, orde mét flexibiliteit biedt: er worden schilderopdrachten gegeven, maar alles staat je vrij. Als je liever een onderdeel wilt overslaan of slaap moet inhalen, doe dat dan vooral. Of loop het 8 kilometer lange Monnikenpad dwars door de weilanden, en kom onderweg een bord tegen met het opschrift: ”Gelukkig is hij die zijn bezit onder één arm kan dragen…”
Wilma Wagenaar spreekt over „luisteren naar de stem van God.” Hij spreekt niet in storm of onweer, maar in het suizen van een zachte stilte, zo weten we uit de geschiedenis van Elia. We kijken naar schilderijen die de stilte verbeelden, zoals ”Sun in an empty room” van Edward Hopper. Indringend is ”De verzoeking van de heilige Antonius” van Salvador Dali, een surrealistische en geladen afbeelding van een naakte heilige in de woestijn. Bevend heft hij zijn kruis op naar de verzoekingen die hij dacht achter zich gelaten te hebben, maar die nu in optocht dwars door de woestijn op hem afkomen: macht, wellust, ontucht. Want de uiteindelijke vraag is: als je ‘huis’ eenmaal leeg is, als je ziel tot rust is gekomen, waarmee vul je hem dan weer?
Met goede lectuur, leren ons de monniken. Tijdens de terts (12.30 uur) wordt een brief van de heilig verklaarde Franse kloosterzuster Theresia van Lisieux (door wie ds. J. T. Doornenbal zeer geboeid was) voorgelezen, over het gebed om uitstoting van arbeiders in de wijngaard. Dat is een vorm van hogere roeping, legt ze uit: niet zélf de oogst binnenhalen, maar bidden om de uitstoting of geboorte van zulke arbeiders. Je zult hen zeker ontvangen! Na dit voedsel voor een lege ziel gaat het in optocht met de paters naar de eetzaal. In de vakjeskast kan ik zo gauw mijn servetring niet vinden. „Uw kamernummer”, vraagt een gedienstige broeder. Eenendertig. „Góéd zo.” Er twinkelt iets in zijn ogen. Terwijl we gehakt, aardappelen en witlofsalade voorgezet krijgen, begint een broeder (hopelijk krijgt ook híj nog te eten) in de hoek van de zaal voor te lezen. Eerst uit de regel van Benedictus (hoe men een gast moet ontvangen: als Christus Zelf!), daarna uit ”Dwars tegen de keer”, de biografie van Ida Gerhardt door Mieke Koenen. Dat is een blijde verrassing. Hoe grappig om als Kampenaar in een Egmonds klooster Ida te horen mopperen op haar Kamper stadsgenoten, wier niveau ver beneden peil is – vooral tijdens festiviteiten in de stad. Nee, dan die eenvoudige boerenmensen rondom Kampen…
Bij het onderdeel ”Luisterend schilderen” volgen we de eeuwenoude ”lectio divina”-methode, waarbij Gods Woord met het hele hart, dus langzaam, biddend en overpeinzend gelezen wordt. Daarna ga je wat je het meest persoonlijk raakt lang herkauwen en opnieuw in gebed brengen. Op mijn stoel ligt het gedeelte over de roeping van de jonge Samuël. De opdracht is: lezen tot iets je raakt, vervolgens analyseren wat je raakt, daarna er eigen kanttekeningen bij maken en associëren met beelden. Dan dit alles loslaten en erop vertrouwen dat je oog-handcoördinatie goed is.
Oftewel: gewoon beginnen. Dat valt niet mee voor iemand die altijd aan het denken is. Op mijn netvlies verschijnt een kleine jongen, op zijn rug liggend in de schaduw van een kapel. Al zo jong de stem van God gehoord, maar nog jaren wachtend op erkenning als profeet. De hele middag ploeter ik om die scène van hoofd naar doek te krijgen. Tot het besef landt dat dit nou precies de denkvalkuil is, die vooral moe en ontevreden maakt. Later zal ik dit doek nog keer op keer overschilderen. Maar nu begint onverbiddelijk de broodmaaltijd, om halfzes. Op tijd beginnen en op tijd eindigen, en daartussen alles met toegewijde aandacht doen. Deze gulden benedictijnse regel klinkt eenvoudig, maar hem in praktijk brengen is zo moeilijk als het vinden van de goede kleur verf.
De laatste ochtend gaan we naar zee. Het is een prachtige, glasheldere dag. De schetspapieren waaien uit onze handen. Een alternatieve opdracht luidt: maak een tekening in het zand. Als ik ergens een dot zeewier zie liggen, kent mijn fantasie ineens geen grenzen meer en maak ik met behulp van andere strandschatten mijn ”zelfportret met zeewier”. Als kinderen spelen we, zonder denken, zonder overleg. Vlak voor het afscheid maken we nog zo’n tekening als in het begin: potlood in de hand en maar lijnen maken. Daarna leggen we de tekeningen van toen en nu naast elkaar en vergelijken. Warempel, in de laatste tekening is er, behalve dezelfde rustige patronen, iets van een dans te zien. Dat is het kind: de moeder die teruggaat naar haar peutertijd. Het leven dat daarbij hoort, heeft aan het strand zelf weer leren spelen.
„…bedaren liet ik, verstillen mijn ziel als een kind bij zijn moeder geborgen; als dat kind, zo voel ik mijn ziel. Dat Israël wachte de Heer, van thans tot in eeuwigheid.”
>>schilderretraites.nl >>abdijvanegmond.nl
Voor wie zich verdiepen wil in het benedictijnse leven zijn de boekjes van Wil Derkse een aanrader: ”Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijkse leven” en ”Gezegend leven. Benedictijnse richtlijnen voor wie naar goede dagen verlangt”.
xx