De oesterboorder zaait dood en verderf in de Oosterschelde
YERSEKE. De oesterbranche, het Rijk, het Zeeuwse provinciebestuur en de gemeente Reimerswaal slaan de handen ineen om een oplossing te vinden voor de massale oestersterfte in de Oosterschelde.
Negentig procent van de jonge oesters tot anderhalf jaar in de kom van de Oosterschelde bij Yerseke is doodgegaan door de aanwezigheid van de Japanse oesterboorder. Deze slak, die zich sinds 2012 explosief heeft vermenigvuldigd, boort met zuur gaatjes in oesterschelpen, waardoor de jonge en nog kwetsbare oesters het loodje leggen.
Het plan van aanpak bestrijkt de periode 2015 tot 2018, legt voorzitter Cees van Liere van de Nederlandse Oestervereniging, de overkoepelende organisatie van oesterkwekers, -verwerkers en -handelaren, uit. Wat het plan concreet behelst, is nog niet bekend. „Alles bevindt zich nog in de beginfase”, licht woordvoerder Jan van Diepen van het ministerie van Economische Zaken toe.
Maar de komende drie jaar zullen cruciaal zijn voor de sector. De oesters in de Oosterschelde, ook wel creuses of Japanse oesters genoemd, doen er drie tot zes jaar over om volgroeid te raken, maar als nu al de meeste jonge creuses dood zijn, ziet het er slecht uit voor de sector als er niet snel iets wordt ondernomen.
„Het oesterbroed is de grondstof voor de oestercultuur. Als je geen oesterbroed meer hebt, heb je als sector ook geen toekomst meer”, zeget Van Liere. Gelukkig leven er volop ideeën om de oesters in de zeearm te redden, voegt hij eraan toe. Maar die zullen wel door de leden van zijn vereniging gedragen moeten worden. Dinsdag komen die bijeen om zich op de crisissituatie te beraden.
Een van de mogelijke oplossingen is het verplaatsen van de oesterkweek van de kom van de Oosterschelde naar een andere plek in de zeearm. Marien bioloog Pauline Kamermans van het onderzoeksinstituut Imares in Yerseke doet daarnaast de suggestie om over te stappen op oesterkweek in mandjes, die aan lijnen in het zoute water worden opgehangen. De schelpdieren kunnen dan niet meer worden belaagd door de dodelijke slakken, die vrijwel uitsluitend op de waterbodem actief zijn.
Oestervisser Aard Cornelisse uit Yerseke staat daar op zich positief tegenover, maar wijst erop dat het verkrijgen van een vergunning voor een dergelijke aanpassing een zeer tijdrovende en ingewikkelde kwestie is, omdat de Oosterschelde een Natura 2000-gebied is, waarop behalve visserijwetgeving ook de Natuurbeschermingswet van toepassing is. Cornelisse: „Er zijn dan zo veel voorwaarden en barrières; ze vragen je als het ware te zwemmen zonder nat te worden.” Desondanks wordt deze kweekmethode al op kleine schaal in de Oosterschelde getest.
Kamermans vertelt dat Imares samen met een oesterbedrijf uit Yerseke (Roem van Yerseke) nieuwe, sterkere oesterfamilies aan het kweken is. Het is de bedoeling dat die straks bestand zullen zijn tegen een ander gevaar: een herpesvirus in het Oosterscheldewater, dat eveneens met regelmaat dood en verderf zaait onder de oesterpopulatie in de zeearm. „De eerste kweekresultaten zijn veelbelovend”, meldt de marien bioloog.
Op dit moment ziet Van Liere nog geen „totaaloplossing” voor het probleem van de oesterboorders. „Er zal veel tijd nodig zijn, en er zal geïnvesteerd moeten worden”, benadrukt hij.
Op 7 september wordt het oesterseizoen officieel geopend in aanwezigheid van staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken. Van Liere: „Wij hopen dat zij wat verlossende woorden tot ons zal richten.” Dat hoopt oestervisser Cornelisse ook. „Als oestersector zijn we wel wat gewend: strenge winters, warme zomers; maar dit slakje is er het hele jaar. Het diertje voelt zich hier kennelijk thuis. Dan is het op den duur niet meer rendabel om nog oesters te kweken.”
Zo’n 30 tot 40 miljoen creuses uit Oosterschelde
YERSEKE. Gemiddeld worden er per jaar zo’n 30 tot 40 miljoen creuses uit de Oosterschelde verkocht. Daarnaast gaan er nog 1 miljoen platte oesters uit het Grevelingenmeer over de toonbank. Met die schelpdieren is –in tegenstelling tot de creuses– echter niets aan de hand.
De Zeeuwse oesterbranche is een bescheiden sector, maar er gaan miljoenen in om. Bij de Nederlandse Oestervereniging zijn dertig bedrijven aangesloten die zich met de productie, verwerking of verkoop van de zilte delicatesse of met combinaties daarvan bezighouden. Oestervisser Aard Cornelisse: „We zijn kleinschalig. Ons zul je niet zien demonstreren op het Malieveld.”