Verzoeningsmiddel
2 Korinthe 5:21
„Want Dien Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.”
Behalve op Jezus’ zalige geschiktheid voor het Priesterambt –als de waarachtige en eigenlijke Zoon van God– richten wij onze gedachten op de ambtsbediening die Jezus op Zich nam. Wij moeten echter met nadruk opmerken dat er geen noodzakelijke of natuurlijke verbintenis bestaat tussen de zonde en het slachtoffer. Noch is God door Zijn zedelijke volmaaktheden geheel gebonden om de zonden te vergeven.
Het is helemaal aan de alwijze en genadige wil van God te danken dat er enige schuldvergeving aan een zondaar wordt gegeven, dat hem enige genade zou worden betoond of dat er een middel zou zijn bedacht om een weg van ontkoming van de toorn te ontsluiten die rechtmatig op de overtredingen rust. Het behaagde God –in de oneindige diepte van Zijn wijsheid en genade– dat een weg ter zaligheid voor de verlorenen zou ontsloten worden.
Maar omdat de rechtvaardigheid volkomen voldaan moest worden, daar Zijn oneindige volmaaktheid en heiligheid niet bezoedeld kon worden door de ongerechtigheid door de vingers te zien, kon dit alleen vervuld worden door een slachtoffer waarin God Zelf voorzag, dat niet minder was dan Zijn dierbare Zoon. Zodat Hij, „Die geen zonde gekend heeft, voor ons zonde is gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.”
J. C. Philpot, predikant te Stamford
(”De grote Hogepriester over het huis Gods”, 1862)