„Kerk kan wat leren van bedrijfsleven”
AMERSFOORT. Kerken kunnen veel leren van het bedrijfsleven, vindt Rinus Vader. „Het gaat om het doel en niet om de regels.”
Vader, die in het dagelijks leven leading professional vastgoedmanagement is bij advies- en ingenieursbureau Royal HaskoningDHV, gaf enkele weken geleden in Woudenberg tijdens een seminar van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in de Protestantse Kerk in Nederland een presentatie over de overeenkomsten in leiderschap in het bedrijfsleven en in de kerken.
Voor elke medewerker moet de bedoeling van de organisatie waarvoor hij of zij werkt duidelijk zijn, vindt Vader. „Dat is voor mij het beter benutten van het vastgoed waarmee ik te maken krijg. Het gaat om het bedenken van manieren voor duurzaam beheer van het gebouwen en het voorkomen van leegstand voor de klant. Een goede adviseur denkt vanuit de klant.”
Vader ziet graag dat werknemers zich betrokken weten bij de bedoeling, de missie van een organisatie en van daaruit veel ruimte krijgen. Hij begrijpt dat er regels moeten zijn, vooral in een groot bedrijf. Als voorbeeld noemt hij het invullen van de urenregistratie per klant. Dat moet elke week gebeuren, want de leiding van de organisatie moet weten of het goed gaat. „Als een bedrijf echter wordt beheerst door regels en systemen en het maken van winst, raken de werknemers hun bezieling kwijt en gaan ze weg of werken ze alleen nog maar voor het geld.”
Hetzelfde gevaar dreigt, aldus Vader, voor een kerkelijke gemeente als de regels, de gewoonten en de programma’s een te grote plaats innemen. Hij benadrukt het belang van de volgorde van de volgende vragen: voor wie, waarom, wat en hoe? „Het gaat in de kerk om mensen die buiten Christus verloren zijn. Ze hebben Christus nodig, hebben behoefte aan antwoorden op hun vragen en willen verbinding met elkaar. Dat zijn belangrijker zaken dan de interne regels.”
Leidinggevenden in de kerk moeten zich er volgens Vader van bewust zijn dat de leefwereld van de mensen belangrijk is. „Als het gaat om zaken van een gemiddeld belang moeten leidinggevenden zich afvragen of verandering helpt om meer zicht te krijgen op het doel.” Vader zegt dat nogal wat kerkelijke activiteiten beginnen met het hoe. De plaatselijke kerk staat met een kraam op de markt zonder dat zij heeft nagedacht over het waarom. De jeugdvereniging werkt jaar in, jaar uit op dezelfde manier, zonder dat de leiding zich afvraagt of het doel nog wel gediend wordt.
Kennismaking
Toen hij zelf een aantal jaren geleden in Zeist ouderling was van de protestantse gemeente werd er een nieuwe wijk tegenover de kerk gebouwd. In plaats van op een traditionele manier te gaan evangeliseren, besloot de Nieuwe Kerk de nieuwe wijkbewoners in het verenigingsgebouw uit te nodigen om met elkaar kennis te maken. „Daar hadden ze op dat moment behoefte aan. Het ging er niet om dat ze lid waren of zouden worden van de kerk, maar dat ze elkaar konden ontmoeten.”
Een ander voorbeeld gaat over het denken vanuit regels en systemen. „Gemeenteleden kunnen menen dat alleen de diakenen hulp moeten geven aan de naaste en dat de evangelisatiecommissie het missionaire werk in de gemeente wel voor haar reke- ning neemt. Zo is het niet. Ieder gemeentelid moet de ruimte hebben om betrokken te zijn bij het doel van de kerk.”
Verder noemt Vader de invulling van het ouderlingschap in de gemeenten. „Elke ouderling krijgt een sectie toegewezen en bezoekt de kerkleden in die buurt. Nog afgezien van het woord sectie –dat niemand nog in die betekenis kent– kun je je afvragen of die manier van werken verstandig is. De ouderlingen moeten overal verstand van hebben. Ze komen bij jongeren, ouderen, gezinnen en mensen met allerlei problemen. Zou het niet beter zijn als de kerkenraad kiest voor doelgroepouderlingen: voor de jeugd, ouderen, gezinnen en mensen met een specifieke problematiek, en het sectiesysteem laten varen? Zo komen de ouderlingen beter tot hun recht en dat past toch beter bij het doel van de kerk? Men moet dan niet krampachtig omgaan met grenzen en systemen, waardoor weer nieuwe regels kunnen ontstaan. Het gaat om dienstbetoon aan de gemeenschap.”
Voor dat dienstbetoon vindt Vader het belangrijk dat de kerk gastvrij is. Hij adviseert de kerkenraad kerkleden in te schakelen die hier oog voor hebben, hen een taak te geven en hen niet vooraf „met regels lastig te vallen. Geef hun vertrouwen en bekijk achteraf hoe het gegaan is.”
Vader beseft dat een andere manier van werken een kerk niet redt, maar stelt dat het omgekeerde ook waar is: „Wie het doel niet kent, zal de weg niet vinden.”