Opinie

Pensioenmaterie is een zaak van bergen en dalen

Na de hoorzitting van 19 februari in de Tweede Kamer is Ko Veldkamp

27 February 2004 19:06Gewijzigd op 14 November 2020 01:00

er des te meer van overtuigd dat de aanduiding ”Gouden bergen, diepe dalen” getuigt van een realistische kijk op de oudedagsvoorziening. Bijna acht jaar geleden promoveerde Roel Jansweijer, stafmedewerker van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), op een proefschrift met de titel ”Gouden bergen, diepe dalen, de inkomensgevolgen van een betaalbare oudedagsvoorziening”. Zelden zal een titel zo vooruitziend gekozen zijn.

In 1996 is er ogenschijnlijk nog weinig aan de hand. Nog in de zomer van 2000 luidt een kop boven een artikel in het Eindhovens Dagblad: ”Pensioenfondsen bulken van het geld”. Echter, al een jaar later komt Elsevier met een themanummer: ”Hoe veilig is uw pensioen?”, en weer een jaar later de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) met de brief over te lage dekkingsgraden.

Volgens het Centraal Planbureau moet het tekort, het ”pensioengat”, worden geschat op 150 miljard euro. Daarbij is dan wel de indexering meegerekend, al bestaat daar lang niet altijd, en ook steeds vaker, geen recht op.

In zijn proefschrift stelt Jansweijer dat de financiering van de oudedagsvoorziening vooral een verdeelprobleem is. Daarbij kan volgens hem solidariteit tussen jongeren en ouderen niet gemist worden, op straffe van een grote inkomensongelijkheid of een krankzinnig hoog besparingsniveau.

Jansweijer is ook medeauteur van de WRR-studie van oktober 2000 over de solidariteit tussen generaties. Geconcludeerd werd dat solidariteit in de pensioenopbouw efficiënter is dan individuele opbouw, vooral als er in de collectiviteit buffers worden aangehouden en deze worden doorgegeven aan navolgende groepen deelnemers.

Zachtere eisen

Onlangs liet Jansweijer opnieuw van zich horen, namelijk tijdens de hoorzitting die op 19 februari in de Tweede Kamer werd gehouden.

Sociale partners hebben namelijk na zware lobby bij het kabinet bereikt dat de eisen van de PVK zijn verzacht. Pensioenfondsen moeten voortaan een zodanig vermogen hebben dat de kans dat ze hun verplichtingen niet kunnen nakomen, wordt beperkt tot eens in de veertig jaar. Volgens de huidige PVK-richtlijnen zou dat slechts één keer in de 200 jaar mogen voorkomen.

Jansweijer komt tegen die verzachting in het geweer. Volgens het verslag in NRC Handelsblad trok hij de vergelijking met een aannemer: „Als die vooraf zegt dat hij tijdens de looptijd van de afspraak failliet kan gaan, neem je als consument toch een ander. De overheid moet niet sanctioneren dat partijen hun contract niet nakomen.”

Volgens PVK-voorzitter Dirk Witteveen is er gedurende de hele jaren negentig sprake geweest van een zich langzaam opbouwende pensioencrisis, die aan de oppervlakte kwam toen de beurs instortte. Zijns inziens heeft de pensioenwereld te laat gereageerd op het inzakken van de rendementscurve.

Witteveen had zijn analyse eind jaren tachtig moeten beginnen. Toen wilde het kabinet-Lubbers een greep in de pensioenkassen doen. Pensioenfondsbesturen gingen zich erop beraden hoe ze de vorming van extra reserves boven de verplichte reserves konden voorkomen. Het begrip ”premie-holiday” is toen uitgevonden. De beurshausse heeft een en ander alleen maar versterkt, toen men de smaak te pakken had!

De econoom Van Ewijk (CPB) is van mening dat loongerelateerde pensioenen plaats moeten maken voor pensioenen op basis van ”beschikbare premie”. Dat is echter de klok vijftig jaar terugzetten en door de WRR als niet-efficiënt ontmaskerd.

Kees Schuyt, lid van de WRR, bevestigt in NRC Handelsblad nog eens dat het collectief uiteindelijk sterker is dan het individu. De sociale partners spreken in hun recente pensioennota’s voorkeur uit voor ”defined benefit”, gedefinieerde pensioenaanspraken.

Depla

De hoorzitting vond plaats op initiatief van PvdA-kamerlid Depla. Hij wil over tien jaar tegen de jongeren en de gepensioneerden kunnen zeggen dat we zorgvuldig hebben afgewogen hoe we de solidariteit tussen jonge en oudere generaties zouden organiseren. En hoe we de afweging tussen zekerheid en risico hebben gemaakt. Daarom vond hij een hoorzitting nodig.

CDA en VVD vonden het niet nodig. Het kabinet is het immers eens geworden met de sociale partners. Depla vindt dat onacceptabel. Het toezicht op de pensioenen is volgens hem een kerntaak van de overheid. Dat kun je niet overlaten aan het veld. Als politicus kan hij over tien jaar niet zeggen: „Sorry, het toezicht was niet goed, maar de sociale partners waren het eens en dus heb ik maar niet goed opgelet.”

Ik kwam Depla voor het eerst tegen op vrijdag 27 oktober 2000 in het SER-gebouw in Den Haag, waar het WRR-rapport werd besproken. Ik zag hem aan voor een collega-persvertegenwoordiger, maar hij bleek de kersverse vervanger van Jan van Zijl, tot dan toe de woordvoerder pensioenen van de PvdA-fractie. Ik vertelde hem van mijn discussies met Van Zijl over indexering van pensioenen en over mijn teleurstelling over het terugnemen van een initiatiefvoorstel.

Depla beloofde zich in het pensioendossier te verdiepen en er zeker op terug te komen. In mijn ogen heeft hij woord gehouden.

De auteur is gepensioneerd actuaris en schrijft over pensioenaangelegenheden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer