„Secularisatie slaat toe in rk-onderwijs”
De inhoud van het geloof moet in het godsdienstonderwijs op rooms-katholieke basisscholen een grotere rol krijgen. De secularisatie heeft op rk-scholen zwaar toegeslagen. Veel leraren zijn niet kerkelijk meer.
Dat zijn de belangrijkste uitkomsten van een onderzoek waarop theologe Annemieke van der Veen op 4 maart promoveert aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. In haar proefschrift stelt ze dat leerkrachten zich in het godsdienstonderwijs vooral op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen richten. „De relatie met God komt nauwelijks aan bod. Leraren weten ook te weinig van het christelijk geloof.”
De godsdienstpedagogiek kan leraren volgens Van der Veen helpen om het godsdienstonderwijs „theologischer” te maken. „Als leraren beter nadenken over de doelen die ze willen bereiken en over de lesvormen die daarbij horen, kan het godsdienstonderwijs beter worden”, zei ze donderdagf. Als het godsdienstonderwijs professioneler wordt, is het ook minder afhankelijk van de eigen geloofsopvattingen van de leerkrachten. „Niet- of andersgelovigen kunnen ook goed voor het voetlicht brengen wat geloven inhoudt.”
De 29 leerkrachten op rooms-katholieke scholen die Van der Veen heeft geïnterviewd, zien geloven vooral als iets wat te maken heeft met de relaties tussen mensen. „De secularisatie heeft op rk-scholen zwaar toegeslagen. Veel leraren zijn niet kerkelijk meer. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop ze godsdienstonderwijs geven.”
Leraren proberen de leerlingen dan ook vooral bij te brengen hoe ze met elkaar moeten omgaan. Ze verwijzen daarbij wel naar Jezus, maar hun kennis over de Bijbel en het christelijk geloof is niet bijster groot. „Ze hebben zelf niet veel kennis van godsdienst, en vinden dat ook niet vreselijk belangrijk. Dat laatste is misschien het grootste probleem.”
De meeste leraren van wie Van der Veen de kijk op godsdienstonderwijs heeft onderzocht, zijn in de jaren zeventig opgeleid. Toen was de zogeheten ervaringscatechese populair. Die gaat ervan uit dat godsdienstonderwijs over de levenservaringen van de leerlingen moet gaan, en dat het daarmee vanzelf over geloof gaat.
„Maar als je niet weet wat geloven is, kun je het ook niet over religieuze ervaringen hebben”, is de belangrijkste kritiek van Van der Veen op die methode. „Zonder dat kader is ervaringscatechese gedoemd te mislukken.” Meer inhoudelijke kennis is volgens haar dringend nodig om goed godsdienstonderwijs te geven aan leerlingen wier religieuze bagage steeds kleiner en steeds veelvormiger is geworden.