Juliana passief na „segregatie” op Baarnse school
AMSTERDAM. Koningin Juliana liet haar hofhouding in 1951 niet ingrijpen toen bleek dat een Baarnse school bewust Joodse kinderen weerde uit klassen waarin twee Oranjeprinsessen zouden belanden.
Dat toont historicus dr. B. Wallet aan in een artikel in het Nieuw Israelietisch Weekblad dat vrijdag verscheen. Wallet ging na op welke feiten de Joodse opperrabbijn Aron Schuster moet hebben gedoeld toen deze in 1955, bij de viering van tien jaar bevrijding, opmerkte dat het antisemitisme in Nederland zijn sporen had nagelaten, „zelfs in kringen waar dit voorheen ondenkbaar was geweest.”
Zijn conclusie is dat de opperrabbijn in elk geval verwees naar het in overleg met Juliana in 1952 genomen kabinetsbesluit om de doodstraf van de oorlogsmisdadigers Ferdinand aus der Fünten en Franz Fischer om te zetten in levenslang. Beiden waren verantwoordelijk voor de deportatie van tienduizenden Joden uit Amsterdam en Den Haag.
Toen duidelijk werd dat Juliana zich niet sterk zou maken om de doodstraf van beiden alsnog gerealiseerd te krijgen, schreef het Nieuw Israelietisch Weekblad: „Achter veel woorden gaat thans schuil dat ene, door niets verzachte feit dat H.M. de Koningin, die reeds vele doodvonnissen heeft bekrachtigd, dit op advies van Haar regering jegens het moordenaarstuig dat onze mensen vermoordde niet heeft gedaan.”
Andere school
Er speelde echter meer, zo onthult Wallet. In de zomer van 1951 koos het hof voor de Oranjeprinsessen Irene en Margriet een andere lagere school dan die waar Bernhard en Juliana hun oudere zus Beatrix naartoe hadden gestuurd. Het werd de Nieuwe Baarnsche School in plaats van de Boekeschool, officieel De Werkplaats Kindergemeenschap van de vooruitstrevende pedagoog Boeke.
Nadat de komst van de prinsessen bekend werd, blijkt de nieuwe school de schoolklassen opnieuw te hebben ingedeeld. In de notulen van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK), dat zich op de hoogte liet stellen van het gebeuren, schrijft secretaris Benjamin W. de Jongh dat de klassen zo gesplitst zijn dat „de kinderen van Joodsen bloeden” beland zijn in een nieuw gevormde klas, „welke niet door de prinsesjes zal worden bezocht.”
Via het NIK vernemen de ontzette Joodse ouders van het hof alleen dat het initiatief voor de splitsing niet bij de Oranjes ligt, maar bij „een bepaalde kring van Baarnse ingezetenen.” Van een antisemitische drijfveer zou geen sprake zijn.
Minder geaccepteerd
Wallet houdt het erop dat de betere Baarnse kringen druk hebben uitgeoefend op het schoolbestuur om hun kinderen bij de prinsessen in de klas geplaatst te krijgen. „De afvallers waren dan degenen die in het elitaire Baarnse sociale milieu minder geaccepteerd waren, waaronder de Baarnse Joden. Toen opperrabbijn Schuster in 1955 sprak over achtergebleven sporen van het antisemitisme zal hij mede hierop hebben gedoeld”, aldus Wallet.
In zijn hoofdredactioneel commentaar noemt Maurice Swirc van het Nieuw Israelietisch Weekblad Juliana’s passieve houding ten opzichte van de segregatie „meer dan een smet op haar blazoen.” Hij spreekt van een ernstige, verwijtbare omissie, „die het beeld dat wij van haar hebben in algemene zin beïnvloedt.”
Wallet zegt zich in een reactie te willen beperken tot de constatering dat Juliana ervoor koos passief te blijven. „Voor de Joodse ouders die het betrof is dat destijds teleurstellend geweest.”
De historicus noemt het jammer dat de Nieuwe Baarnsche School geen commentaar wilde geven op zijn bevindingen. „Het blijft gissen welke kinderen, behalve de Joodse, er nog meer niet bij de prinsesjes in de klas mochten komen. En welke correspondentie de school daarover met de Joodse ouders heeft gevoerd. Ik hoop dat het schoolbestuur overstag gaat en wil meewerken om te openbaren wat er precies is gebeurd.”