Bestaan van Aramees evangelie erg onwaarschijnlijk
Een lezer stelde een aantal vragen over de betrouwbaarheid van de evangeliën. Hij wijst erop dat volgens iemand in de tweede eeuw (bisschop Papias van Hiërapolis) het evangelie van Mattheüs oorspronkelijk in het Aramees is geschreven. Wij hebben dit evangelie echter alleen in het Grieks. Kunnen we tegenstrijdigheden tussen de evangeliën oplossen door ze te zien als vertaalfouten?
JA
De lezer heeft gelijk dat de vier evangeliën zoals wij die hebben, in het Grieks zijn geschreven, maar dat er geruchten zijn over versies in andere talen. Niet alleen de genoemde Papias, ook de kerkvaders Irenaeus (tweede eeuw) en Origenes (derde eeuw) spreken hierover. De lezer heeft ook gelijk dat er oppervlakkige tegenstrijdigheden tussen de evangeliën zijn. Zoals of de Heere Jezus één of twee blinden genas (vergelijk Mark. 10:46-52 en Luk. 18:35-43 met Matth. 20:29-34). Ik deel ook zijn zorg voor de betrouwbaarheid van de evangeliën.
NEE
Ik ga eerst in op de suggestie dat er een Aramees origineel van Mattheüs is geweest. Papias en anderen zeggen inderdaad dat Mattheüs zijn boek oorspronkelijk in het Aramees schreef. Er is echter nooit een spoor van een dergelijke Aramese tekst gevonden. Als die er ooit was, is hij spoorloos verdwenen want niemand na Papias heeft hem gezien. Papias zegt erbij dat allerlei mensen er vertalingen van maakten, maar er zijn al evenmin meerdere Griekse versies van Mattheüs bekend. Dat maakt zijn getuigenis er niet geloofwaardiger op.
Op zich is het natuurlijk mogelijk dat Papias toch gelijk had. Maar tegelijk is het bepaald onwaarschijnlijk. Het Grieks van Mattheüs is goed, beter dan dat van Markus, en als het een vertaling is, dan is het een heel goede.
Absolute zekerheid over het bestaan van deze versie zullen we nooit krijgen maar dat doet er ook niet toe. Als de Aramese versie van Mattheüs namelijk tevoorschijn zou komen, zou hij slechts van beperkte waarde zijn en niet het gezag van de canonieke boeken hebben. Onze Bijbel bevat de boeken die de Heilige Geest ons aanbiedt, niet de reconstructies of hypothesen van deskundigen, maar ook niet recente vondsten.
Ik vraag mijn studenten elk jaar wat we zouden moeten doen met de Brief van Paulus aan de Atheners als die vandaag gevonden zou worden. Het antwoord moet zijn: de brief zou interessant om te lezen, heel interessant, maar geen onderdeel van de verzameling canonieke boeken.
De lezer verwijst ook naar de hypothese dat er ooit één Aramees ”oerevangelie” was, geschreven door Mattheüs. De drie synoptische evangelisten, Mattheüs, Markus en Lukas, zouden dit vervolgens gebruikt hebben. Voor dit oerevangelie geldt hetzelfde: het heeft waarschijnlijk niet bestaan, maar afgezien daarvan, de kerk heeft de teksten gecanoniseerd die wij nu hebben, niet de hypothetische originelen. Het is eigenlijk onmogelijk dat Mattheüs, Markus en Lukas vertalingen zijn van eenzelfde oerevangelie. Daarvoor verschillen ze te sterk van elkaar. Mattheüs heeft ongeveer 1070 verzen, Lukas heeft er 1150. Daarvan zijn er slechts ongeveer 235 gemeenschappelijk. Deze gedachte doet ook geen recht aan wat Lukas vertelt in 1:1-4.
Nu over de betrouwbaarheid van de Evangeliën. We moeten ervoor oppassen dat we niet een moderne definitie van betrouwbaarheid gebruiken en daarmee de evangeliën onrecht doen. Er is geen sprake van een fout of van onbetrouwbaarheid als er kleine verschillen bestaan tussen de evangeliën, zoals het voorbeeld dat ik eerder gaf, of de Heere Jezus één of twee blinden genas.
Ik herhaal hier wat ik eerder in deze rubriek schreef. De kleine verschillen tussen de evangeliën, zoals hoeveel vrouwen ergens aanwezig waren, zijn de verschillen die je krijgt wanneer meerdere ooggetuigen verslag uitbrengen van een indrukwekkende gebeurtenis. Over de wezenlijke dingen zijn ze het eens, de details lopen uiteen. We hebben van de Heere Jezus vier portretten, niet vier foto’s.
En dat is goed. Want als de vier evangeliën precies hetzelfde waren, hadden we maar één bron voor onze kennis van de Heere, terwijl we er nu vier hebben. Juist het feit dat de vier evangelisten zelfstandig werkten, geeft hun gecombineerde informatie meerwaarde. En in deze vorm heeft de kerk van alle eeuwen deze boeken aanvaard. Grote mensen zoals Augustinus en Calvijn zagen al die accentverschillen best wel, maar hadden er geen enkele moeite mee.
DUS
Ik geef er de voorkeur aan om met Calvijn en veel anderen niet te spreken van tegenstrijdigheden tussen de evangeliën, maar over de eigen accenten van de evangelisten. Als het erom gaat wie de Heere Jezus is, zijn ze het roerend eens, ook al zegt elk het op zijn eigen manier: Jezus is de Messias, de Zoon van God (vgl. Mark. 1:1).