Dat bleek donderdag in een debat over het wetsvoorstel. De nieuwe wet moet het mogelijk maken dat een zwanger of een ernstig ziek kamerlid voor een periode van zestien weken haar of zijn kamerzetel opgeeft. Hij of zij wordt dan tijdelijk vervangen door een lager geplaatst, aanvankelijk niet gekozen persoon op de kandidatenlijst van de desbetreffende partij. Na de zestien weken zwangerschaps- of ziekteverlof wordt het ’oude’ kamerlid weer automatisch lid van de volksvertegenwoordiging en moet de vervanger terugtreden.

Dat een meerderheid in de Tweede Kamer dit plan steunt, betekent nog lang niet dat het in de toekomst ook werkelijkheid wordt. Doordat het een wijziging van de Grondwet betreft, moet die een tweede keer door de Tweede en de Eerste Kamer worden geloodst, waar dan een tweederde meerderheid voor moet stemmen. In maart 1996 sneuvelde een soortgelijk voorstel in de Eerste Kamer. De VVD en de christelijke fracties stemden toen tegen.

Overigens moet in de visie van het kabinet de vervangingsmogelijkheid behalve voor parlementariërs ook gaan gelden voor gekozenen in raden en staten. De regering wil met dit voorstel de deelname van vrouwen aan de politiek bevorderen. Volgens minister De Vries van Binnenlandse Zaken ligt die deelname in Nederland nog veel te laag.

SGP-kamerlid Van den Berg verzette zich, net als de VVD, op staatsrechtelijke gronden tegen het voorstel. Volgens hem krijgt een volksvertegenwoordiger van de kiezer een geheel persoonlijk mandaat voor de volle periode van vier jaar, zodat hij niet tijdelijk vervangen kan worden. VVD-woordvoerder Te Veldhuis: „Zo wordt de Kamer een duiventil.”