Cultuur & boeken

Chaos in Hollands missiegebied

Titel:

Arjan Nobel
25 February 2004 13:41Gewijzigd op 14 November 2020 00:59

”Herders en huurlingen. Bisschoppen en priesters in de Republiek (1663-1705)”
Auteur: Gian Ackermans
Uitgeverij: Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam, 2003
ISBN 90 351 2575 4
Pagina’s: 572
Prijs: € 30,-. Gian Ackermans promoveerde vorig jaar op het boek ”Herders en huurlingen. Bisschoppen en priesters in de Republiek (1663-1705)”. Hierin beschrijft hij het leven en werk van priesters die betrokken waren bij een theologisch conflict in de Rooms-Katholieke Kerk aan het einde van de achttiende eeuw. Een conflict dat uiteindelijk zou leiden tot een breuk in de kerk.

Het moet een merkwaardige dag geweest zijn voor Anno Etma, de pastoor van Makkum. Na afloop van de mis werd hij gefeliciteerd door een gereformeerde toehoorder. De man verklaarde tegenover de pastoor dat hij de leer van zijn eigen kerk nog nooit zo helder had horen uitleggen.

Niet alleen in de rooms-katholieke kerk van Makkum waren geluiden te horen die je eerder bij gereformeerde predikanten zou verwachten. Sommige priesters gebruikten in de liturgie de landstaal en moedigden gelovigen aan de Bijbel in het Nederlands te lezen. Hoe kon het zo ver komen?

Het antwoord op deze vraag wordt gegeven in het boek van Gian Ackermans, docent kerkgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij onderzocht het leven en werken van de priesters die werkzaam waren in de Republiek aan het einde van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw.

Geuserij
Door de opstand in de Nederlanden was de middeleeuwse kerkelijke infrastructuur weggevallen. Dat was dan ook de reden dat de kerkelijke autoriteiten in Rome de Noordelijke Nederlanden als missiegebied behandelden. Het gebied werd aangeduid met de term ”Missio Hollandica”, meestal vertaalt als ”Hollandse Zending”. De bisschop in de Republiek was officieel niet meer dan een apostolisch vicaris, een gedelegeerde van de paus. Een belangrijke taak van hem was het toezicht houden op de opleiding van de priesters en de kwaliteit van het toekomstige personeel.

Johannes van Neercassel, apostolisch vicaris van 1663 tot 1686, en zijn opvolger Petrus Codde (1686-1702) stelden hoge eisen aan de toekomstige priesters. Zij zouden namelijk een zware taak krijgen in de Republiek. Bijbelkennis was noodzakelijk voor de confrontatie met andersdenkenden. In de liturgie mocht wel eens de landstaal worden gebruikt, om onjuiste beeldvorming bij niet-katholieke toehoorders te voorkomen. Verder moesten de priesters uitblinken in een vrome en heilige levenswandel, waardoor gereformeerden zouden worden aangespoord rooms-katholiek te worden. In dit kader werd priesters ook aangeraden hun bezittingen weg te geven aan bijvoorbeeld de armen, die hierdoor min of meer aan de kerk werden gebonden. Het gevaar bestond immers dat de armen, wanneer zij niet werden onderhouden, overliepen naar de gereformeerde armenzorg. En dan was het leed niet te overzien. Wat te denken van de „onnoosele kinderen dewelcke in de hollantsche gast-huijsen zoo ras de geuserij insuigen als zij daer hun voetsel ontfangen?”

Utrechts schisma
De priesters van de Hollandse Zending werden voornamelijk opgeleid in Leuven, Keulen en Rome. Van Neercassel en Codde hadden een voorkeur voor de priesteropleiding in Leuven. Een aantal prominente docenten van deze faculteit neigde sterk naar een strenge boetepraktijk in de kerk, veelal naar het voorbeeld van de Vroege Kerk. Deze richting stond tegenover een veel mildere traditie die vooral door de jezuïeten werd aangehangen. De laatste groepering deed er alles aan om de strenge traditie in een kwaad daglicht te stellen en in verband te brengen met de opvattingen van een zekere Jansenius. Deze voormalige hoogleraar van de Leuvense faculteit had betoogd dat de opvattingen van Augustinus over de erfzonde weer ingang moesten vinden in de kerk. Door de erfzonde was de mens geheel van Gods genade afhankelijk. Wie daarentegen beweerde dat de mens op basis van zijn natuurlijke goedheid toch gerechtvaardigd kon worden, was volgens Jansenius net als Pelagius een ketter.

Een botsing tussen beide stromingen kon niet lang uitblijven. Hoewel Van Neercassel en Codde aangaven dat zij boven de partijen stonden, blijkt uit hun benoemingsbeleid een sterke voorkeur voor priesters die hadden gestudeerd in Leuven. Aan hen werden belangrijke standplaatsen toebedeeld; ook werden zij vaak opgenomen in de kring van naaste medewerkers van de bisschop.

In 1699 werd Petrus Codde, na klachten over zijn beleid, ontboden in Rome. Samen met de jezuïeten wisten de tegenstanders van de bisschop gedaan te krijgen dat Codde door de kerkelijke autoriteiten in Rome werd geschorst en in 1704 uit zijn ambt werd gezet. In plaats van Codde wees Rome een nieuwe apostolisch vicaris aan.

De chaos in de kerk was compleet. Een deel van de priesters stelde zich vierkant achter de pauselijke uitspraken; een ander deel weigerde de nieuwe bisschop te aanvaarden. Het conflict zou nog jaren voortduren en uiteindelijk leidden tot een kerkscheuring in 1723, beter bekend als het Utrechts schisma.

Familiebetrekkingen
Ackermans heeft bijzonder veel onderzoek verricht naar de afkomst en sociale positie van de priesters die bij het conflict betrokken waren. Hij toont aan dat slechts een klein gedeelte van de priesters werkelijk betrokken was bij de discussies rond de afzetting van bisschop Codde. De meeste tegenstanders van de bisschop behoorden tot de priesters die hun opleiding hadden genoten in Keulen of Rome. Vaak waren zij uit lagere sociale klassen afkomstig. De medestanders van de apostolisch vicaris waren, hoe kan het ook anders, veelal opgeleid in Leuven.

In een uitvoerige bijlage van ruim 150 pagina’s heeft Ackermans een grote hoeveelheid biografische gegevens opgenomen van ruim 700 seculiere priesters die aan het einde van de achttiende eeuw werkzaam waren in de Republiek. Dit overzicht is niet alleen een belangrijke informatiebron voor genealogen. Het laat tevens zien dat familiebetrekkingen onder priesters zeer belangrijk waren bij hun keuze in het hierboven geschetste conflict. De bijlage is tevens een prachtig startpunt voor verder onderzoek. Bijvoorbeeld naar de bezittingen van deze priesters. Hoe zagen hun huizen eruit, hingen er schilderijen aan de muren, welke boeken stonden in hun kasten?

Schapen
”Herders en huurlingen” is vooral voor specialisten. Toch kan ook een geïnteresseerde leek veel plezier aan het boek beleven. Vooral omdat het op heldere wijze inzicht geeft in een conflict dat zou leiden tot een scheuring in de Rooms-Katholieke Kerk. Het is een boek waarin nu eens niet alleen de hoofdrolspelers in het conflict centraal staan, maar waarin heel duidelijk aandacht is voor de opleiding, opvattingen en werkzaamheden van talloze rooms-katholieke herders die aan de rand van het conflict stonden. Herders die, onder moeilijke omstandigheden, het beste voorhadden met hun schapen. Maar ook herders die voortdurend te kampen hadden met aanvallen van huurlingen, collega-priesters, die vooral het eigen belang op het oog hadden.

En de schapen? Die komen in het boek maar zijdelings aan bod. Eén ding wordt wel duidelijk: de meeste gelovigen schaarden zich in het conflict achter de uitspraken van hun opperherder, de paus in Rome.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer