Pastor Tim Blackmon: dienaar in kleurrijk experiment
Dominee zijn in de kerk van je jeugd. Ds. Tim Blackmon was het zeven jaar in de American Protestant Church of The Hague (APCH). Een gemeente die veel weg heeft van een experiment. Nu wordt hij de eerste gekleurde studentenpastor aan Wheaton College in de VS. „Voor sommigen zal het best wennen zijn mij daar te treffen.”
De boekenplanken in Blackmons kantoor in de APCH stonden begin deze week nog vol. Inmiddels hebben de verhuizers alles ingepakt. Van moderne literatuur tot puriteinen. Van Nederlandse gereformeerden tot het Amerikaanse zelfhulpevangelie.
Op het bureau staat een stapeltje dat de predikant de komende weken dicht bij zich houdt. Engels en Nederlands; als kind van een Amerikaanse vader en een Nederlandse moeder beheerst hij beide talen.
Zijn vader, Henry Blackmon, kwam als soldaat tijdens de oorlog in Europa. Later trouwde hij met een Nederlandse en werd muzikaal leider van de APCH. Hij was een bekende zanger.
De jonge Tim groeide dus letterlijk op in deze kerk. Zijn kantoor bevindt zich in een nieuw deel van het gebouw. Die uitbreiding was jarenlang een heikel punt, omdat het gebouw een gemeentelijk monument is dat in 1958 dicht bij het Atomium stond op de Wereldtentoonstelling in Brussel. In 1961 werd het naar Den Haag overgebracht.
Ds. Tim Blackmon heeft alles van een Amerikaan; hij is hartelijk en informeel. Zijn overhemd hangt los over zijn broek, daaronder een paar gymschoenen. Zodra hij spreekt, klinkt accentloos Nederlands.
Uit zijn kinderjaren herinnert de huidige predikant zich al discussies over een uitbreiding van het gebouw. Dat was ook in 2008 nog het blijvende hangpunt toen ds. Blackmon hier werd bevestigd. „Ik zei toen: Ik ga hier niet weg voordat dat klaar is.”
In deze nieuwe studeerkamer zat hij elke ochtend vier of vijf uur te lezen. „Juist als ik het druk heb, lees ik veel. Dat is al twintig jaar mijn dagindeling. Voor 12 uur beantwoord ik geen mail of telefoon.”
Die gewoonte ontwikkelde hij na een schrobbering tijdens zijn studie op Calvin College in Grand Rapids. „Na een preekoefening zei de docent: Tim, je doet alles op je charisma en je mooie praatjes, maar je hebt echt niets te zeggen. Toen wist ik dat ik daar iets aan moest doen.”
Preken gaat hem altijd al goed af. Op zijn zeventiende hield hij zijn eerste preek – in deze kerk. De toenmalige predikant vroeg hem voor te gaan in de jeugddienst. „Zonder nadenken zei ik ja. Tijdens de voorbereiding ervaarde ik Gods genade zoals nooit eerder. Dat ging gepaard met een roepingsbesef. Dat is sindsdien altijd gebleven, ook tijdens de vijftien jaar als kerkplanter in Californië.”
Wat bent u: Amerikaan of Nederlander?
„Allebei dus. Tot mijn achttiende heb ik in Nederland gewoond. Daarna heb ik Frankrijk en Amerika gestudeerd en gewerkt, en de laatste zeven jaar waren we weer hier.
Maar hier in Benoordenhout denken we dat iedereen buiten deze wijk boer is. In de kerk groeide ik op tussen de expats. Daar word je dus geen Nederlander van. In mijn stijl ben ik waarschijnlijk meer Haags dan Hollands.”
Hoe groot zijn de cultuurverschillen tussen Nederland en Amerika?
„Gigantisch. In Nederland is normaal zijn al gek genoeg. Een Nederlandse christen zegt nooit dat hij de wereld zal veranderen. Hier is klein oké; dat is nederig en lief. In Amerika denkt men altijd groot.
Tref je een Nederlander van boven de 50, dan is die doorgaans netjes en degelijk. Zeker in zo’n bekakte buurt als hier gaan zulke mensen gerust in driedelig pak naar de bakker. Een Amerikaan van die leeftijd is zelden keurig. Die luistert niet naar klassieke muziek, maar gaat op in de sport. Zonder de sport kun je een Amerikaan moeilijk begrijpen. Op de campus van Wheaton College wordt trouwens ook veel aan sport gedaan, maar gelukkig in goede balans met muzikale activiteiten.”
De Nederlander is ook weleens jaloers op de spontane Amerikaan.
„Ja, die is zeker niet stug. Toen ik voor het eerst in Amerika in een winkel kwam, werd ik zo joviaal onthaald dat ik dacht dat men een gesprek wilde aanknopen. Later bleek me dat men me gewoon vriendelijk groette. Als ik in Nederland een winkel binnenkom, word ik nog weleens aangekeken alsof ik iets kom jatten of zo. Dat was wel wennen toen we in Nederland terugkwamen.”
Werkt dat cultuurverschil door in de kerk?
„Wat dacht je. De Amerikaan heeft het hart op de tong. Je hoort al snel het bekeringsverhaal.
Zelf heb ik invloeden van beide kanten. Ik kom zelden in Nederlandse kerken, maar ik luister weleens wat. Ik denk dat de preekstijl hier sowieso rustiger is dan de mijne.”
Wat voor gemeente is de Amerikaanse protestantse kerk in Den Haag?
„Internationaal en divers. Het is een enorme mix van mensen uit 55 landen die drie tot vijf jaar in Nederland wonen. Een heel enkele woont blijvend in Den Haag. Of het zijn Nederlanders die in andere kerken niet meer aarden.
De grootste groep bestaat uit mensen van Shell. Ook zijn er rechters en juristen van de hoven en tribunalen, alsmede diplomaten. Vrijwel altijd zijn er nieuwelingen.
Onze enige overeenkomst is dat we Engels spreken, maar voor velen is dat niet de eerste taal. Sommigen zijn niet eens gelovig en komen hier voor de contacten. Anderen neigen naar de vrijzinnigheid en verwachten een horizontaal evangelie. Met al die verschillen lijkt het soms wel een experiment.
Voor sommige mensen is de kerk ook een plek om anoniem te zijn. Die toprechter uit Kenia zingt hier gewoon in het koor. Of ze zit naast de vluchteling uit haar eigen land. Als je op de parkeerplaats zou staan, zie je dat de een met de fiets komt, en de ander een lijfwacht bij zich heeft. In Amerika zouden deze mensen allemaal in verschillende kerken zitten.”
Welke boodschap breng je op zo’n plek?
„Ik geef toe dat het moeilijk is de kern vast te houden. Die crux ligt voor mij in het kruis van Christus. Maar vervolgens heb je te maken met uiteenlopende verwachtingen. De één wil dat ik in tongen spreek, de ander hoopt dat ik altijd over Israël begin.
Onlangs bereidden we een doopdienst voor. Een Amerikaanse baptist wilde worden ondergedompeld. Dat doen we in zee bij Scheveningen. Een Keniaans echtpaar wilde het kind opdragen, om het later in de rooms-katholieke kerk in eigen land te laten dopen.
Ik probeer aan al die verlangens te voldoen zolang het in mijn protestantse overtuiging past. Herdopen doe ik niet, maar tegen het met gebed opdragen van een kind heb ik weinig bezwaar. Wel zeg ik de ouders dat ze het beter kunnen laten dopen. Ook tijdens de dienst laat ik goed uitkomen dat het geen doop is.
In onze gemeente heeft 80 procent een MA-graad of hoger. Dat is uitzonderlijk hoog. Er wordt ook heel goed geluisterd. Maar echt theologische vragen heb ik weinig gehad. Zaken zoals Bijbelkennis en catechese staan er wereldwijd zwak voor.”
Is het mogelijk uw gemeenteleden de Bijbelse toerusting te bieden die ze op hun verantwoordelijke posities kunnen gebruiken?
„Dat kost dus veel energie. Tegelijk is het eenvoudig. Ik werk vanuit de stelling: Genade verandert alles – grace changes everything. Dat is het motto in de ge- meente; van de prediking tot de zondagsschool. Als je het over die kern eens bent, kun je het over veel oneens blijven.”
Blackmon staat voor de waarheid van de Bijbel en is dus overtuigd evangelicaal. Voor de APCH is dat geen vast gegeven. Evenmin is er een garantie dat er een predikant in die lijn terugkeert, zegt hij. „De gemeente heeft nogal eens een zigzagbeleid gevoerd. Dat is natuurlijk funest, maar het is niet anders. Toen ik hier kwam, zijn er ook wel mensen vertrokken naar andere Engelstalige kerken in de stad. Nog steeds vinden sommige mensen het te zwaar als ik uit de Bijbel preek of over zonde praat.
Ook tijdens mijn jeugd werd hier veel gepreekt vanuit de horizontale liefde. Zo van: „God is nice, be nice, isn’t that nice?” Gelukkig hoorde ik thuis wel het echte Evangelie.”
De gemeente heeft wel een kerkenraad, maar die functioneert anders dan in een doorsneekerk. „Zodra iemand de gemeente een beetje kent, is hij alweer weg. Dat betekent dat je ouderlingen moeilijk voor bezoekwerk kunt inzetten. Dat ligt bij een groep vrijwilligers. De kerkenraad is feitelijk een kerkbestuur. Als je de ambten zou neerleggen bij mensen die langer in de gemeente zitten, kom je veelal bij Nederlanders terecht. Dat is ook niet de bedoeling.
We zijn aangesloten bij een groep internationale kerken in Europa. Maar dat is geen kerkgenootschap, met een classis en een synode. Bij problemen doen die kerken meestal een beroep op de denominatie waarvan de voorganger lid is; in mijn geval de Christian Reformed Church in Amerika. Gelukkig is het nooit nodig geweest.”
Zal de overgang van deze wereldstad naar het grote dorp Wheaton groot zijn?
„Ik denk van wel. Er zijn natuurlijk overeenkomsten. Ze zijn daar ook hoogopgeleid. Verder is Wheaton sterk internationaal gericht, met zo’n 20 procent buitenlanders. Zodoende heeft de universiteit ook meer invloed dan je op grond van de 3000 studenten zou denken. Net als hier in Den Haag zal het de vraag zijn: over een paar jaar leven deze studenten weer elders, en wat kun je ze in die korte tijd meegeven van de boodschap dat genade alles verandert?”
Uit het studentenblad The Wheaton Record bleek onlangs dat het op Wheaton nog verre van vanzelfsprekend is om een gekleurde studentenpastor te hebben.
Blackmon schaterlacht, en zegt dan: „Ik vond dat eerlijk gezegd een raar stukje. Vanuit mijn Nederlandse achtergrond beleef ik de rassenkwestie heel anders dan in Amerika. Daar brengt dat altijd veel meer verdeeldheid dan hier, zoals het bloedbad in Charleston van deze week bewijst.
Wheaton is waarschijnlijk voor driekwart blank. De meeste studenten komen niet uit gemengde kerken. Voor sommigen zal het best wennen zijn mij daar te treffen.
Dat artikel maakte me duidelijk dat mijn benoeming voor hen symbolisch is. Ik kreeg ook reacties van zwarte Amerikanen die helemaal lyrisch waren over mijn benoeming. Tegen de beroepingscommissie had ik al gezegd: Realiseer je dat ik geen Amerikaanse neger ben en dat ik dus zwarte studenten niet automatisch zal begrijpen.
De huidige president, dr. Phil Ryken, heeft gekozen voor diversiteit. En voor identiteit. Hij zocht specifiek iemand met een goede gereformeerde ondergrond. Ook dat zal voor sommige studenten misschien wennen zijn. Veel Amerikaanse kerken zijn toch wel erg gericht op lichtshows en hoe je in vijf stappen gelukkig kunt worden. Dat zullen ze bij mij niet krijgen.”
In een serie preken over secularisatie zei u onlangs dat u weleens de verleiding voelt om te leven alsof God niet bestaat. Wat zou u dan anders doen?
„Ik vrees dat ik dan zou optreden als een seculier leider en heel manipulatief zou zijn. Ik zou ook heel anders preken. Niet met het vertrouwen dat door en tijdens de preek doden tot leven komen. Meer iets van zingeving. Ik denk wel dat ik zou blijven preken.
Als je zonder God leeft, krijg je ook die dingen terug die je aan Hem had toevertrouwd. Het is net als een paar dagen zonder gebed leven. Wat dat betreft is er weinig verschil tussen een predikant, een journalist en een bankier.”
Levensloop ds. Timothy Blackmon
Timothy Blackmon (1970) werd geboren in Den Haag. Na zijn middelbare school op Zandvliet vertrok hij naar Lamorlaye in Frankrijk voor studie aan het European Bible Institute. Aansluitend studeerde hij aan Calvin Theological Seminary in Grand Rapids in de Verenigde Staten. Daar ontmoette hij zijn vrouw Betsy.
Als predikant van de Christian Reformed Church (CRC) werkte hij in Californië. In 2008 kwam hij terug naar Den Haag. Zijn dochter en drie zoons groeiden de laatste zeven jaar op in dezelfde wijk als hun vader. Eind deze maand vertrekt het gezin naar Wheaton (Illinois, VS). Zijn preken zijn te beluisteren via www.apch.nl.