Relatie kerk en student verdient positieve insteek
Kerk en student hebben elkaar veel te bieden. Vanuit een wederzijdse open houding is er de mogelijkheid om elkaar te vinden, stellen Esther Bikker, Pieter Hogendijk en Hans van ’t Land.
Met enige regelmaat krijgt het thema kerkverlating aandacht. Niet geheel onterecht, zo blijkt uit onderzoek van Sjaak Jacobse (RD 5-6). In reactie op het onderzoek van Jacobse bepleit Ben de Jong (RD 11-6) een open en eerlijke omgang met studenten, juist als ze kritische vragen hebben. Terecht geeft hij aan dat de leefomgeving van jongeren verandert wanneer ze gaan studeren. Dit leidt tot confrontatie. De Jong stelt dat het gevaar van vervreemding dreigt als de kerk niet in staat is om fundamentele vragen te beantwoorden.
Van den Brink en zijn medescribenten (RD 15-6) brengen plots de schuldvraag te berde. Zij pleiten de kerkelijke gemeenten vrij. Wij willen voorbij deze schuldvraag kijken omdat kerkverlating onder studenten een pijnlijke en ernstige zaak is, zowel voor student als kerk.
Confrontatie
Het verschijnsel van kerkverschuiving en kerkverlating –we gaan hier voornamelijk in op het eerste– is niet slechts aan studenten voorbehouden. Toch ervaren juist veel studenten een (schijnbare) discrepantie tussen wat zij van huis uit meekregen en wat in hun nieuwe omgeving geloofd en geleefd wordt. Geloven in een seculiere omgeving dwingt tot een herijking van wat altijd vanzelfsprekend leek. Existentiële en bevindelijke geloofstwijfel komen in de gehele breedte van de kerk voor. Voor een jonge christelijke student in een seculiere omgeving waar waarheden worden bediscussieerd, worden deze vragen wel heel nijpend en fundamenteel.
We herkennen wat De Jong schrijft als het gaat over het lezen van vroegchristelijke schrijvers en reformatoren. Onze kerken laten op sommige gebieden wel degelijk een ander geluid horen dan we lezen in dergelijke bronnen. In deze boeken uit onze traditie lezen we juist zo onbevangen over het christelijk geloof, wat in onze kerken lijkt te zijn weggestopt in dogmatische juistheden.
Open gesprek
Waar Van den Brink en zijn medescribenten de prangende vragen van studenten wegzetten als „hooghartig”, zien wij studenten in oprechtheid worstelen om hun opvoeding en nieuwe inzichten met elkaar te verenigen. De opgekomen vragen mag de kerk niet negeren. Oprechte geloofstwijfel is geen keuze, maar praktijk. Een praktijk die serieus genomen dient te worden. Wanneer zo’n twijfelaar zich „bescheiden onderwerpt aan de ambten”, terwijl twijfels en vragen niet gehoord worden, is de kans groot dat deze persoon in al die bescheidenheid de kerkdeuren uitglipt. Niet dat kerkenraden altijd pasklare antwoorden moeten hebben, maar het luisteren en erkennen van de oprechtheid van de vragenstellers is een verademing.
Waar juist in deze levensfase beslissende keuzes gemaakt worden, is ruimte en aandacht voor vragen zo belangrijk.
Rol van de student
De kerk dient aandacht te hebben voor de student. Omgekeerd kan de vraag gesteld worden wat een student kan betekenen binnen zijn gemeente. Die vraag veronderstelt dat een student zich bij een kerkelijke gemeente heeft aangesloten. We roepen studenten op om het lidmaatschap van een kerkelijke gemeente serieus te nemen. Een studentenvereniging is leerzaam en vormend, maar vervangt niet de bediening van Woord en sacramenten.
De praktijk leert helaas dat studenten de binding met de thuisgemeente gemakkelijk verliezen. Vooral voor grote gemeenten is dit een aandachtspunt. We geloven immers dat de kerk meer is dan een zondagse samenkomst. Het is een christelijke gemeenschap waarbinnen men omziet naar elkaar en elkaar versterkt met woorden en daden. In dat kader is nauw contact tussen kerkenraad en studenten erg belangrijk. Veel studenten wonen in een universiteitsstad, maar hebben nooit contact met hun ouderling. De band met de thuisgemeente verwatert dan snel.
Ieder gemeentelid mag een bijdrage leveren aan opbouw en welstand van de christelijke gemeente. Die taak ligt er ook voor studenten en hoger opgeleiden. Kritische vragen kunnen schaden, maar ook bijdragen aan het doordenken van de boodschap van de kerk naar onze maatschappij en de postmoderne mens toe.
De reformatorische zuil verdwijnt zienderogen. Het aantal studenten neemt daarentegen toe. Gemeenten veranderen hierdoor en komen voor nieuwe vragen en verleidingen te staan. Het gesprek met studenten kan hierin verrijkend zijn. Ook kunnen studenten een bijdrage leveren door in Bijbelkringen te participeren. Leden van onze studentenverenigingen hebben daar veel ervaring mee. Anderzijds kunnen studenten leren van medegemeenteleden die soms anders in het geloof staan.
Tot slot zijn studenten niet anders dan andere leden van de kerk. Ook zij moeten zich onderwerpen aan de ambten, bidden voor hun kerkelijke gemeente en zich dienstbaar opstellen.
Zegen
De Kerk is van Christus en de toekomst is daarom hoopvol. Toch hebben we als kerk de taak om de gemeente te bouwen. De gemeente van Christus is divers, en biedt ruimte aan studenten en niet-studenten en schept gelegenheid dat het Evangelie hen raakt. In deze gemeente kan de gelovige terecht in tijden van twijfel. Ook wanneer gedachten van de zoeker niet stroken met de overtuiging van de kerk zelf.
Anderzijds kan openheid van de kerk niet verwacht worden zonder een welwillende houding van de student. Op plekken waar ambtsdragers en studenten elkaar op deze manier vinden, zien we mooie dingen gebeuren, tot zegen van de student én van de kerk. Vanuit een wederzijdse open en niet-vooringenomen houding is er de mogelijkheid om elkaar te vinden. Laten we voorbij de schuldvraag kijken en ons in eensgezindheid richten op het zorgdragen voor Gods Kerk.
De auteurs zijn respectievelijk preses van de CSFR, preses van Depositum Custodi en olim-preses van de CSFR. Zij schrijven dit artikel op persoonlijke titel.