Cultuur & boeken

Studie over houding bevindelijk gereformeerden tegenover de bezetter

Historicus Ewart Bosma promoveerde eind april op een vuistdikke studie over de houding van de bevindelijk gereformeerden tegenover het nationaalsocialisme. Deze verscheen bij uitgeverij De Banier onder de titel ”Oude waarheid en nieuwe orde”.

dr. C. M. van Driel
12 June 2015 07:08Gewijzigd op 15 November 2020 19:37
Ds. R. Kok tijdens de trouwdienst van zijn zoon Reinier in 1941 op de preekstoel waarin hij onderduikers verborg. Foto uit ”Oude waarheid en nieuwe orde”
Ds. R. Kok tijdens de trouwdienst van zijn zoon Reinier in 1941 op de preekstoel waarin hij onderduikers verborg. Foto uit ”Oude waarheid en nieuwe orde”

Dr. Bosma heeft zijn onderwerp breed aangepakt. Hij wilde dan ook een overzichtswerk schrijven. Dat is hem zeker gelukt. Vrijwel alle literatuur over de gereformeerde gezindte is in dit boek op de een of andere wijze verwerkt. Bosma verloochent zijn professie als docent niet: stap voor stap bouwt hij zijn betoog op. Na een bepaling van onderwerp en opzet van zijn studie geeft hij een schets van de bevindelijk gereformeerde wereld en belevingshorizon, die hij vervolgt met een uiteenzetting van wat de nieuwe orde van fascisme en nationaalsocialisme behelsde.

Daarna beschrijft hij de benadering van deze nieuwe orde door de bevindelijk gereformeerden in de vooroorlogse periode. In het voetspoor van prof. J. C. H. Blom deelt hij de oorlogsjaren in vier fases in: van mei 1940 tot begin 1941, begin 1941 tot voorjaar 1943, voorjaar 1943 tot medio 1944 en tot slot het moeilijke laatste bezettingsjaar. Deze fasering is zeer verhelderend om de ontwikkeling in reacties te kunnen plaatsen tegen een veranderende context.

Winst is de verfijning van de typologie tot een vijftal houdingen die bevindelijk gereformeerden aannamen tegenover de bezetter. Bosma onderscheidt actief verzet, moreel verzet, accommodatie, een pro-Duitse houding en collaboratie.

Lastig is de afbakening van de onderzochte groeperingen. Bosma realiseert zich heel goed dat bevindelijk gereformeerden als sociologische groep voor de Tweede Wereldoorlog niet bestonden. Terecht lokaliseert hij ”proto” bevindelijk gereformeerden in de Gereformeerde Gemeenten, de vrije groepen en in de rechterflank van de Christelijke Gereformeerde Kerken en van de Gereformeerde Bond. In het boek zelf functioneert deze beperking tot de rechterflank nauwelijks. Vrijwel nergens onderscheidt hij bevindelijk gereformeerd georiënteerde predikanten van andere liggingen. Feitelijk beschrijft Bosma de reacties in de breedte van de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Bond. Enerzijds wringt dit, anderzijds vergroot dit de waarde van zijn overzichtswerk.

Breedvoerig

Nergens verliest dit overzichtswerk aan helderheid. Als boek had het wel een paar extra redactierondes verdiend. Allereerst om de stof in te korten. De behandeling van de eigenlijke vraagstelling begint pas na 160 bladzijden. In veel citaten met dezelfde strekking had best gesnoeid kunnen worden.

Tevens was een extra redactieronde wenselijk geweest om teksten af te splitsen die beter afzonderlijk hadden kunnen worden gepubliceerd. Zo bevat het boek een uitvoerig exposé waarin Bosma overtuigend aantoont dat bevindelijk gereformeerden meer anti-Frans dan anti-Engels waren. Een goed en interessant stuk, maar wel heel breedvoerig voor een inleidend hoofdstuk.

Ook had de tekst beter gestroomlijnd kunnen worden. Op allerlei ongedachte plaatsen zijn dezelfde voorletters en titels te vinden en is nadere informatie over personen en bladen vermeld. Vaak spreekt Bosma in termen van „de kroniekschrijver” et cetera, terwijl in andere passages duidelijk wordt dat hij heel goed weet wie dat was. Meermalen kreeg ik de indruk dat Bosma er later achter is gekomen wie de auteur was, maar dit niet consistent in zijn tekst heeft doorgevoerd. Zo beschrijft hij eerst allerlei passages uit het ”Buitenlandsch overzicht” in het SGP-partijblad De Banier en vermeldt hij pas aan het slot van de paragraaf in een losse zin dat ds. P. Zandt die rubriek verzorgde. Zo zou er meer te noemen zijn.

Overigens zullen veel lezers Bosma zijn breedvoerigheid graag vergeven. Het voordeel ervan is dat dit overzichtswerk een schat aan informatie bevat. Veel namen, gemeenten en tijdschriften passeren de revue.

Mondelinge overlevering

Bosma heeft zijn boek grotendeels moeten schrijven op basis van het vele door hem verzamelde schriftelijke bronnenmateriaal. Helaas zijn er zo veel jaar na dato nauwelijks goed ingevoerde getuigen meer in leven. In die zin is het jammer dat nu pas iemand een overzichtswerk heeft geschreven. Allerlei vragen kunnen op basis van schriftelijk bronnenmateriaal niet meer goed worden beantwoord: de bevindelijk gereformeerde leidslieden reageerden verdeeld, maar hoe reageerden zij op elkaar?

Bosma heeft uit de bronnen het maximale gehaald over verzet door bevindelijk gereformeerden, maar schriftelijke bronnen hierover zijn, begrijpelijk genoeg, schaars. De mondelinge overlevering zou op dit punt zeker meerwaarde hebben gehad. Er waren nauwelijks predikanten die collaboreerden, maar lag dit percentage onder gemeenteleden toch niet hoger dan Bosma op basis van het schaarse bronnenmateriaal kan reconstrueren? Bevindelijk gereformeerden zijn in de archieven van de Bijzondere Rechtspleging moeilijk te traceren zonder nadere aanknopingspunten, maar is met zekerheid te zeggen dat hun aantal „zeer beperkt” is? Overigens laat dit onverlet dat Bosma’s conclusie dat accommodatie de dominante houding was, juist is.

Mythe

Belangrijk is Bosma’s ontkrachting van de mythe dat bevindelijk gereformeerden in de jaren dertig en masse gevallen zijn voor de charmes van de NSB. Fijntjes, soms wat feller, corrigeert de schrijver eerdere auteurs die zich meestal zijdelings en niet overmatig genuanceerd over de bevindelijk gereformeerden hebben uitgelaten. Onderbouwd met cijfers toont hij aan dat vrijwel overal waar de SGP hoog scoorde in de verkiezingsuitslagen, de NSB nauwelijks voet aan de grond kreeg. Dit boek stelt het tamelijk wijdverspreide beeld bij dat bevindelijk gereformeerden eerder fout dan goed zijn geweest, dat zij een grotere neiging tot accommodatie vertoonden dan de Nederlandse samenleving als geheel. Overigens verbloemt Bosma nergens dat de wereldmijdende levenshouding van de bevindelijk gereformeerden niet bevorderlijk was voor verzetsneigingen.

De schrijver geeft waardevolle reconstructies van hoe zaken zijn gelopen. Boeiend en overtuigend is bijvoorbeeld zijn uiteenzetting over de stopzetting, de verrassende nieuwe uitgave en het hernieuwde verschijningsverbod van De Wekker, het orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Het is altijd wat raadselachtig gebleven hoe prof. J. J. van der Schuit De Wekker weer aan de gang heeft gekregen, maar Bosma laat zien hoe de hoogleraar dit regelde. En ook dat Van der Schuit daar een niet helemaal zuiver geweten aan overhield.

Dubbele relativering

In zijn ”woord vooraf” laat de promovendus het aan de lezer over om te bepalen of het hem is gelukt de gewenste wetenschappelijke distantie te bewaren. De betrokkenheid van Bosma bij de groepering waartoe hij zichzelf rekent ligt dicht aan de oppervlakte. Een enkele keer stuitte ik op een ”slip of the pen”. Zo merkt Bosma ergens „ter geruststelling” op dat antisemitisme en calvinisme blijkens een rubriek in het Gereformeerde Bondsorgaan De Waarheidsvriend onverenigbaar waren.

Wat op den duur gaat hinderen, zijn de uiterst voorzichtige evaluerende formuleringen van de schrijver, als hij zich daar al aan waagt. Een enkel voorbeeld is zijn beoordeling van de grootschaliger en duidelijker afwijzing door Kersten en de SGP van rooms-katholicisme, communisme en de coalitie van ARP-CHU-RKSP dan van het nationaalsocialisme: „Daarmee stelden ze, kunnen we achteraf concluderen, niet altijd de juiste prioriteiten.” Bosma bouwt zo een dubbele relativering in. Opvallend is dat een oudere generatie, die te maken had met veel meer levende getuigen en gevoeligheden, in rondere bewoordingen de balans opmaakte, getuige de studies over de SGP en Kersten van dr. W. Fieret en dr. M. Golverdingen.

Wanneer Bosma de reacties en verwerking in de naoorlogse jaren behandelt, wordt –begrijpelijk genoeg– tastbaarder wat de auteur van de gang van zaken vindt. Het slot van dit proefschrift bestaat uit een samenvattende beschrijving van de voorgaande hoofdstukken. Jammer genoeg beantwoordt Bosma niet de vraag uit zijn ”woord vooraf” welke leermomenten er uit de onderzoeksresultaten zijn te destilleren. Wel heeft hij als historicus de grondslag gelegd voor de beantwoording ervan.


Boekgegevens

Oude waarheid en nieuwe orde. Bevindelijk gereformeerden en het nationaalsocialisme 1920-1950, dr. E. G. Bosma; 
uitg. De Banier, Apeldoorn 2015; ISBN 978 94 6278 224 2; 759 blz.; € 34,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer