„Ook ik werd bij de moskee aangesproken door ronselaars”
UTRECHT. Salafisten uit het Midden-Oosten hebben veel meer invloed op Nederlandse moslims dan voorheen. Maar hoe erg dat is, daarover verschillen de meningen.
Sofyan Mbarki is wat je noemt een geslaagde allochtoon. Met zijn Marokkaanse achtergrond werd hij gemeenteraadslid voor de PvdA in Amsterdam.
Maar dat Mbarki zo goed terecht zou komen, was van tevoren geen uitgemaakte zaak. Zoals zovelen van zijn generatie was hij op zoek naar Allah, vertelde hij vrijdag op het symposium ”Allah in Nederland” in Utrecht. „Zoals de meeste Marokkanen hadden we de Marokkaanse theologie achter ons gelaten toen we naar Nederland kwamen. Maar hoe het in Nederland moest, wist niemand. Ik liep met een existentieel gevoel. Ik was zo’n jongen die voelde dat Allah er moest zijn, maar ik kon hem niet vinden.”
Vertaalde websites
Salafisten vanuit het Midden-Oosten vullen die leemte graag op, merkte Mbarki. „Het salafisme is overal, met zijn vertaalde websites en zijn preken. Ook ik werd aangesproken door ronselaars. We doen een beroep op jou, we hebben je nodig, zeiden ze.”
Mbarki zwichtte niet, doordat hij stevig in zijn schoenen stond. „Ik voelde me verbonden met de Nederlandse samenleving; ik zat op de middelbare school in een gemengde klas. Misschien wel een van de laatste gemengde klassen.”
Feit is dat niet iedere jonge moslim zo veel houvast heeft. Toch is het volgens prof. dr. Thijl Sunier van de Vrije Universiteit in Amsterdam de vraag hoe erg het is dat nieuwe stromingen proberen voet aan de grond te krijgen. „Waarom zou er één islamitische zuil moeten komen? Juist fragmentatie levert belangrijke dynamiek op”, zei hij.
Sunier, die de leerstoel ”Islam in Europese samenlevingen” bekleedt, erkent dat „een aanzienlijk aantal jongeren” niet meer naar de reguliere moskee gaat en „nieuwe uitingen van vroomheid” verkent, maar „daar moeten we niet al te panisch over doen. Er gebeurt veel meer dan jihadisten en Syriëgangers vertellen. Maar helaas gaat alle aandacht uit naar een paar haatpredikers. Wat er verder aan nieuwe initiatieven in het islamitische landschap plaatsvindt, wordt niet gezien als iets belangrijks. Terwijl er onder moslims wel degelijk heel heftige discussies zijn over partnerkeuze, afvalligheid en vrouwen.”
Toch weten de jihadisten ook in islamitische kring de discussie te kapen, is de ervaring van raadslid Mbarki. „Als ik bijvoorbeeld een moskee binnenkom, zie ik in een radicale hoek een groep zitten waarvan ik weet dat zij het niet met me eens zijn. Dat neemt me dan in beslag. Op die manier is de gewone moslim continu bezig met de vraag: Wat vinden de radicale groepen ervan?”
Centraal leergezag
Hoe dan ook zal in de komende jaren de vraag wie er namens de islam spreekt, steeds vaker de kop opsteken, verwacht prof. Sunier. Zowel hij als Mbarki wees erop dat de islam geen centraal leergezag kent: er is geen paus of andere instantie die voor alle moslims gezaghebbend is.
Eerder was dat nauwelijks een probleem, omdat de imam vanzelfsprekend de leider was van een lokale gemeenschap. Maar nu verandert dat rap, constateert Sunier. „Hoe kan een imam die vers is overgevlogen uit Turkije ook een herder zijn, terwijl hij niet weet wat hier speelt? Daar worden heftige discussies over gevoerd. Er onstaan heel nieuwe landschappen van gezag. Dat moet je niet met te veel achterdocht bekijken; het is vooral fascinerend om te zien.”