Tegen onvoorspelbaar economisme
Economisme staat volop in de belangstelling na de aanval hierop door de nieuwe voorman van GroenLinks, Klaver.
Met economisme wordt bedoeld het herleiden van maatschappelijke problemen tot economische of cijfermatige kwesties. Nu lijkt me met een cijfermatige onderbouwing op zich weinig mis. Maar die analyses kennen beperkingen die vaak worden vergeten. Zo zijn sommige zaken niet exact te becijferen of te voorspellen. Onvoorspelbaar economisme is dus waar we last van hebben. Dát dient geen enkel doel.
Ik heb niet zo heel veel tegen het met cijfers onderbouwen van bepaalde maatschappelijke uitdagingen. Het geeft vaak een goed beeld van de mogelijke uitruilopties. Dat geldt op velerlei terreinen: van zorg tot veiligheid, van de effecten van investeren in onderwijs tot de evaluatie van arbeidsmarktbeleid. Allemaal nuttig om dit cijfermatig te bekijken.
Echter, het zou niet de enige bron van informatie moeten zijn. En wel om twee redenen. Ten eerste zijn niet alle effecten in cijfers te vatten. Wat is veiligheid, bijvoorbeeld door te investeren in tanks, waard? In tijden van vrede niets. In tijden van dreiging veel meer. Maar hoe kun je analyseren in welke mate een dreigingssituatie zich over de levensduur van die tanks gaat voordoen? Daar helpt geen geavanceerd econometrisch voorspelmodel bij.
Om maar niet te spreken van het voorspellen van welzijn. Er zijn meer dan genoeg kentallen over hoe het gaat met welzijn in de laatste jaren. Maar mede doordat het welzijn niet makkelijk te voorspellen is, zijn we opgezadeld met voorspellingen van economische groei, vaak geïnterpreteerd als benadering van toekomstig welvaren. Maar die zijn te beperkt. Dan krijg je dus economisme doordat andere aspecten van welvaart moeilijk in cijfers te vangen zijn.
Ten tweede wordt de exactheid van bepaalde uitkomsten graag vergeten. Op het terrein van het voorspellen van de groei heerst de rare gewoonte om tot één decimaal achter de komma te voorspellen. Maar we weten al heel lang dat de economische groei én een slechte indicator voor vooruitgang, én zeer lastig te voorspellen is. Dat dit toch gebeurt is wat mij betreft niet erg, maar interpreteren dient dan wel zeer zorgvuldig te gebeuren. En daar laten we het liggen.
Zo vond ik het altijd wel van zelfinzicht getuigen dat het CPB zijn ramingen afrondde op kwart-procentpunten. De boodschap is daarmee helder: exacter zijn we niet. Helaas heeft het CPB deze wijsheid sinds het laatste Centraal Economisch Plan verlaten. In plaats daarvan heeft het dit keer grafieken gepubliceerd waarin zichtbaar wordt hoe onzeker de raming is. Alleen zo’n figuur zou al genoeg moeten zijn om over te gaan op publicatie van bbp-groei afgerond op gehele getallen. De ‘puntschatting’ van de economische groei in 2015 van 1,7 procent betekent dat de groei met 30 procent zekerheid tussen de 1,4 en de 2 procent uitkomt en met 95 procent zekerheid tussen de 0,3 en de 3,2 procent. Wat dit alles nog problematischer maakt, zijn de krantenkoppen over bijstellingen van die onzekere groei. Enkele tienden aanpassingen, soms door nieuwe inzichten over het verleden, zijn dan wereldnieuws.
Neem nu de bijstelling van de economische groei voor 2015 van het CPB tussen september 2014 (1,25 procent) en maart van dit jaar (1,7 procent). In de ogen van commentatoren een aanzienlijke verbetering. Maar op basis van de betrouwbaarheidsintervallen geen significante bijstelling. Die bijstelling had volgens de spoorboekjes van het CPB ongeveer vijfmaal zo groot moeten zijn. Immers, tussen september en maart heeft het CPB de raming voor de eurokoers en olieprijs fors naar beneden bijgesteld.
Het CPB rept daar met geen woord over. Het zou goed zijn als er, behalve meer aandacht voor de onzekerheid in de puntschatting, ook meer duiding wordt gegeven over de bijstellingen. Een paar tienden meer of minder zou geen nieuws moeten zijn. Helaas is dat een brug te ver. Ik verwacht dat de economie dit jaar groeit met iets tussen de 1 en de 2 procent. Maar belangrijker vind ik dat iedereen in dit land gelukkig is. Laten we het dáár eens over hebben.
De auteur is econoom bij Rabobank.