Kerk & religie

De Tweede Persoon spreekt

Jesaja 45:22

Theodorus Avinck
3 June 2015 08:27Gewijzigd op 15 November 2020 19:23

„Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.”

Het is duidelijk dat Hij Die spreekt een Goddelijk Persoon is. Immers zegt Hijzelf: „Ik ben God en niemand meer.” Maar wie van de drie goddelijke Personen is Deze Die hier spreekt? Mij dunkt dat het zeer helder is: wij moeten hier aan de tweede Persoon, Jezus Christus, denken.

Het is zo dat wij door de Spreker in het 42e en volgende hoofdstuk God de Vader moeten verstaan. Wij vinden weliswaar geen uitdrukkelijke aanwijzing van verwisselingen der sprekende Personen, maar dit is ook niet zozeer noodzakelijk, omdat de Vader en de Zoon één in wezen zijn. Daarbij is onze profeet meermalen gewoon van de Tweede Persoon te spreken zonder zo’n verwisseling uitdrukkelijk aan te geven. Men zie hoofdstuk 6:1-5, vergeleken met Johannes 12:41. Dat men hier aan de Messias, dus aan de Tweede Persoon, denken moet, blijkt uit het feit dat aan Hem de verlossing wordt toegekend (vers 15, 17). Hij is het in Wie, als de Heere onzer gerechtigheid, alleen gerechtigheid en sterkte is, naar Jeremia 23:6. Hij is het Die de zaligheid van de einden der aarde teweegbrengt, naar Jesaja 49:6: „Ik heb U gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn Heil te zijn tot aan het einde der aarde.”

Verder moeten we erop letten dat de apostel de vorige en volgende woorden in hun verband op Christus toepast (Romeinen 14:9-11).

Theodorus Avinck, ouderling en oefenaar te De Bilt (”Tien praktikale verhandelingen”, 1784)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer