Islamitische Staat is erfenis van crimineel Zarqawi
Een crimineel legde de basis voor de terreur van Islamitische Staat (IS). Daarvan is de Amerikaanse terreurexpert Jessica Stern overtuigd. De naam van die crimineel: Abu Musab al-Zarqawi. Hij maakte gruwelijke onthoofdingen tot hét handelsmerk van de bv Jihad. Helaas zijn er geen simpele oplossingen om de opmars van dit type jihadisme te stoppen.
Hij doet het eigenhandig. Abu Musab al-Zarqawi grijpt een mes en snijdt de keel door van de Amerikaanse zakenman Nicholas Berg. De camera zwenkt niet weg, maar toont ieder weerzinwekkend detail totdat het hoofd gescheiden is van de romp.
Dat is in mei 2004. Zarqawi is dan leider van een groep die zich enkele maanden later omdoopt tot al-Qaida in Irak. Met de moord op Berg begint hij in hoogst eigen persoon de gruwelcampagne die de wereld nu kent van Islamitische Staat.
Om IS te begrijpen, is de van oorsprong Jordaanse Zarqawi een sleutelfiguur, beschrijven de Amerikaanse auteurs Jessica Stern en J. M. Berger in hun deze maand verschenen boek ”IS. Staat van terreur”. Niet dat Zarqawi de opkomst van IS sinds afgelopen zomer zelf heeft meegemaakt: hij werd al in 2006 door de Verenigde Staten in Irak geliquideerd tijdens een luchtaanval. Maar zijn erfenis is levend. In publicaties van IS wordt met grote regelmaat verwezen naar de man die in zijn jeugd wegens criminaliteit en alcoholisme tientallen keren met de Jordaanse justitie in aanraking kwam.
„Zarqawi was een ordinaire crimineel die besloot jihadist te worden”, vat auteur Jessica Stern kort samen tijdens een interview in het Haagse hotel Des Indes, waar ze onlangs was om de Nederlandse vertaling van haar boek te promoten. „Hij ontmoette Bin Laden voor het eerst in Afghanistan. Zarqawi was nauwelijks ontwikkeld, terwijl Bin Laden een elitair voorkomen had. Het leek er niet op dat die twee vrienden zouden worden, maar in 2004 zwoer Zarqawi toch de eed van trouw aan Bin Laden.”
Maar uiteindelijk werden de twee gezworen vijanden. Dat komt vooral door het excessieve geweld tegen andere moslims –vooral sjiieten– waarvoor Zarqawi zijn hand niet omdraaide. Osama bin Laden, tot zijn dood in 2011 de leider van al-Qaida, had daar grote kritiek op.
Bin Laden had zelf weliswaar ook geen enkele moeite met excessief geweld, maar wilde niet dat andere moslims daar de dupe van zouden worden. „Uiteindelijk, in 2006, leidde de ruzie over de vraag hoe de jihad gevoerd moet worden tot een breuk tussen Bin Ladens beweging al-Qaida en de groep rond Zarqawi”, concludeert Stern.
Door toedoen van Zarqawi is IS, met zijn ultieme wreedheid, een apart merk geworden in de wereld van het jihadisme. Denkt u dat IS ooit nog kan samengaan met al-Qaidagroepen als Jabhat al-Nusra, waardoor hun slagkracht verder wordt vergroot?
„Velen zien dat als totale onmogelijkheid, maar ik zou dat niet willen zeggen. Ik heb deze groepen jaren bestudeerd, en ze zijn erg competitief. Ze splitsen zich op en komen weer bij elkaar; dat is de gewone gang van zaken. Ze zijn constant aan verandering onderhevig. Daarom zeg ik niet dat al-Qaida en IS nooit meer bij elkaar kunnen komen. Alles is mogelijk.”
Zarqawi kwam tot zijn extremisme als reactie op de Amerikaanse inval in Irak in 2003. Veel experts leggen de zwartepiet dan ook bij de toenmalige president Bush. Terecht?
„De Verenigde Staten dragen hier absoluut schuld. Voor 2003 bestond dit soort groepen niet in deze vorm.
Maar het probleem is complexer dan dat. De invasie mag dan een fout zijn geweest, dat geldt ook voor de manier waarop we onder Obama Irak hebben verlaten. Toen is veel te weinig aandacht besteed aan de politieke situatie. Amerikaanse vertegenwoordigers in Irak waarschuwden er destijds voor dat extremisten in dat gat zouden springen, maar niemand besteedde daar aandacht aan.
En ook de regering van de vorige premier van Irak, de sjiitische Maliki, valt veel te verwijten. Veel soennieten die vroeger onder Saddam Hussein hadden gediend, hadden zich verenigd in de groep Zonen van Irak. Maar Maliki gaf hun geen positie in zijn regeringsapparaat, hoewel hij dat wel had beloofd. Die mensen zijn deels bij IS terechtgekomen.
Kortom, het is te gemakkelijk om alles op oud-president Bush te schuiven.”
De opkomst van IS, door een razendsnelle blitzkrieg vorige zomer, verraste vriend en vijand. U ook?
„Ik heb dit inderdaad evenmin voorspeld. Ik schreef erover, in die tijd. Vooral na 2011, toen de Amerikaanse troepen Irak verlieten, ging de opbouw van jihadgroepen snel. Maar dit had ik niet voorzien.”
Hoe kon het gebeuren?
„IS heeft zowel religieuze fanaten als voormalige Saddamgetrouwen in zijn gelederen. Door die laatste groep, de voormalige leden van de Ba’athpartij, beschikt de organisatie over ervaring met inlichtingen, regeren en wapens. Dat kwam heel goed van pas.”
Als uw veiligheid gegarandeerd was, zou u dan naar de IS-hoofdstad Raqqa in Syrië gaan?
Zonder aarzeling: „O ja. Ik zou het direct doen.”
Wat zou uw eerste vraag aan IS-leider Baghdadi zijn?
Even is het stil. Dan: „Ik zou hem vragen: Wat wil je nu eigenlijk echt?”
Hij geeft als antwoord: De wereld voor Allah. Gelooft u hem dan?
„Natuurlijk niet. Als mensen zo gewelddadig zijn, kan ik niet geloven dat ze religieuze gronden hebben. Ik zou zorgen dat ik een islamitische geleerde naast me zou hebben die hem zou kunnen uitleggen waar het bij hem fout gaat. Maar ik geef toe: het helpt natuurlijk niet dat ook een staat als Saudi-Arabië deels dezelfde dingen praktiseert als waar Baghdadi voor staat.”
IS baseert zich niet nu en dan op islamitische bronnen, maar bij ongeveer iedere stap die wordt gezet, zoals onder meer het IS-tijdschrift Dabiq aantoont. Wat zegt dat over die bronnen?
„Niet zo veel. In het christendom zie je hetzelfde. Christelijk geweld gaat vrijwel altijd terug op het Oude Testament, waarin ook gewelddadige teksten staan. De God die je daar tegenkomt, is een strijder, soms zelfs een gemene God. Ik ben een Jood, dus ik mag dat zeggen. Het brengt mij tot de conclusie dat religie goede mensen beter maakt en slechte mensen slechter. En dat het IS om veel meer te doen is dan religie.”
Zou het niet zo kunnen zijn dat IS met zijn religieuze taal juist precies laat zien wat het wil?
„Op dit moment is daar een debat over gaande door een artikel van de politiek wetenschapper Graeme Wood in The Atlantic. Hij stelt dat inderdaad. Maar ik vind het moeilijk om de praktijk van IS als puur islamitisch te zien. Ze zeggen: Wij bieden een islamitische staat, maar tegelijk krijg je er een vrouw bij, een huis en voedsel. Dan is het niet meer alleen de islam, maar een heel pakket. De strijd is dan een avontuur geworden, een vijfsterrenjihad.”
Voelt u zich weleens onveilig vanwege deze extremisten?
„Nee. Niet in het gewone leven.”
U bent misschien wel een gewild doel.
„Dat zou kunnen, maar ik denk er gewoon niet aan. De studie van extremisme is mijn professionele werk, en dat laat ik los als ik thuis ben. Dan bak ik brownies.”
Uw president, Obama, zei dat hij IS zal bevechten en uiteindelijk vernietigen. Gaat dat lukken?
„Hij heeft dat gezegd, maar hij heeft geen beleid om dat doel te bereiken. Als de NAVO-lidstaten gezamenlijk zouden besluiten om IS te vernietigen, met alles wat ze hebben, dan kan het. Maar dan nog zal de ideologie blijven bestaan. Bovendien zou een totale oorlog IS in de kaart spelen: ze zullen het juist als een bewijs zien dat het Westen het op de islam heeft voorzien, waarmee islamitische voorspellingen in vervulling zouden gaan.”
U moet één advies aan Obama geven. Wat wordt het?
„Bevecht IS online, zou ik zeggen. Dat doet de Amerikaanse overheid al met het programma ”Think Again Turn Away”, maar er zou veel meer kunnen gebeuren. En ik zou ook adviseren om Arabische staten te steunen in hun actie tegen IS, zoals Jordanië. De Jordaanse koning Abdullah heeft gezegd dat IS een probleem is dat soennitische Arabieren moeten oplossen. Prachtig, maar nu nog actie.”
Boekgegevens
”IS. Staat van terreur”, Jessica Stern en J. M. Berger; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 2349 058 6; 432 blz.; € 22,90.