Elly Winkel over het leed na een ongeval in het verkeer
Haar zoon kwam om het leven bij een aanrijding in de Haagse Weimarstraat. Sinds die dramatische gebeurtenis trekt Elly Winkel (68) zich het lot van verkeersslachtoffers en hun nabestaanden aan. Donderdag werd haar gevecht om meer aandacht bekroond met de lancering van de landelijke belangenorganisatie LOV.
TOEN
Het was op vrijdag 10 augustus 2012. Ik kwam met vijf pleegkinderen net aan op ons vakantieadres in Groenlo. M’n telefoon ging. Een politieagent vertelde me tamelijk kort door de bocht dat m’n zoon was doodgereden in de Weimarstraat in Den Haag. Ik hoefde niet naar huis te komen, zei hij, want het lichaam zou voorlopig niet worden vrijgegeven. Op dat moment sloeg een bom een gat in mijn borstkas, zó voelde dat.
Natuurlijk ben ik naar huis gegaan. Andere pleegouders namen de zorg voor de kinderen over. Thuis kreeg ik het verhaal te horen. Een auto was met 107 kilometer per uur door de Weimarstraat gereden. Je mag daar 50, en dat is eigenlijk nog te hard voor een drukke winkelstraat. Mijn zoon Fred stak op dat moment met zijn fiets aan de hand het zebrapad over. Hij werd geschept en platgedrukt tussen twee auto’s. Een man met een dochtertje van vier, die achter hem liep, zag het voor zijn ogen gebeuren. Het meisje was volledig getraumatiseerd. Mijn zoon Fred is 43 geworden. Eerder in zijn leven is hij slachtoffer geweest van zinloos geweld. Daar had hij hersenletsel aan overgehouden.
Elke dag ging ik even kijken naar de plaats van het drama in de Weimarstraat, want een ongeval noem ik het niet. Mijn zoon was doodgereden door iemand die totaal geen respect toonde voor het leven van anderen. Eerst ontkende de dader dat hij zo hard had gereden, maar de remsporen spraken boekdelen. Ook verklaarde de man dat hij op dat moment slechts twaalf joints op had. Normaal rookte hij er veel meer. Hij had in een halfjaar tijd veertien boetes opgelopen. Allemaal vanwege te hard rijden. Z’n vriend in de auto erachter, met een enkelband om, had net te horen gekregen dat hij eerder uit de gevangenis zou komen vanwege goed gedrag. Ze hadden, naar eigen zeggen, een feestje te vieren.
Na het drama ging er veel mis in de contacten met de politie en de hulpverlening. Het meest traumatische was het moment dat ik weer de plek van de aanrijding bezocht en een auto met volle vaart op me af zag komen. Het was dezelfde BMW die mijn zoon had doodgereden. Het was alsof het drama opnieuw gebeurde. Wat bleek? De politie was met een reconstructie bezig. Alle bewoners van de Weimarstraat waren er via een briefje over op de hoogte gesteld, maar ze vergaten mij te informeren. Ik heb maanden niet kunnen slapen, ik was totaal de weg kwijt.
De dader heeft niets van zich laten horen. Tijdens de rechtszaak heb ik een tekst voorgelezen. Hij ging zitten snotteren; het water kwam uit zijn ogen en z’n neus. Ik ben opgestaan en heb hem een zakdoekje gegeven. Ik heb gezegd: Snuit je neus, ik wil dat je goed hoort wat ik zeg. Zijn familie wachtte buiten de zaal op me en zei dat hij niets fout had gedaan. Daar ga je van walgen.
De dader werd veroordeeld tot vier jaar celstraf. Hij komt een dezer dagen vrij. Dan mag hij nog eens vijf jaar niet autorijden. Dat is een flinke straf. Ik denk dat ik de enige ben die er een goed gevoel bij heeft. Ik begrijp ook de woede van de vader van een doodgereden peuter die in november vorig jaar in Roermond een stoel naar de rechter gooide. Die dader kreeg een taakstraf van 120 uur. Ik weet niet wat ik zou hebben gedaan, maar misschien had ik ook zo gereageerd.
NU
Mijn rechtvaardigheidsgevoel stimuleerde me om het er na de rechtszaak niet bij te laten zitten. Ik heb contact gezocht met Slachtofferhulp en verkeersdeskundigen. Ik ben een Facebookpagina gestart en kreeg veel reacties van mensen die iets dergelijks hadden meegemaakt. Al die ervaringen sterkten mij in de overtuiging dat er veel te weinig aandacht is voor slachtoffers van een verkeersongeval en hun nabestaanden.
Veel steun kreeg ik van Fonds Slachtofferhulp. Deze mensen stimuleerden mij door te gaan met mijn actie. Ik ben ze daar nog steeds dankbaar voor. Alle aandacht en steun heeft geleid tot de oprichting van de LOV: de Landelijke Organisatie Verkeersslachtoffers. Donderdag is de organisatie officieel gelanceerd in Den Haag. Ik had een slachtoffer uitgenodigd om zijn persoonlijke verhaal te vertellen. Het maakte diepe indruk op de aanwezigen.
STRAKS
Bij het ontwerpen van de huisstijl van de organisatie heb ik gekozen voor de kleuren zwart en groen: zwart voor het leed, de rouw, de pijn die slachtoffers en nabestaanden wordt aangedaan. En groen staat voor hoop, bloei en groei. Voor iets nieuws dat kan ontstaan door het bewustwordingsproces dat op gang is gekomen door de dood van mijn zoon.
Bij de LOV zijn hulpverleners en letselschade- advocaten betrokken, maar ook ervaringsdeskundigen. Met elkaar willen we één ding: slachtoffers en nabestaanden die een beroep op ons doen zo veel mogelijk helpen. Dat kan heel praktisch zijn. Met iemand meegaan naar het politiebureau om aangifte te doen. Of iemand helpen met het schrijven van een inspreektekst voor de rechtszitting. Daarnaast proberen we bestuurders en beleidsmakers bewust te maken van hun verantwoordelijkheid. Op onze Facebookpagina zijn daar al discussies over aan de gang.
Toen ik donderdagavond thuiskwam van de presentatie, kreeg ik een mailtje van een verkeersslachtoffer. Hij had het gevoel dat-ie met de verkeerde letselschadeadvocaat in zee was gegaan; met iemand die ook voor verzekeringsmaatschappijen werkt en dus niet onpartijdig is. De LOV werkt met onafhankelijke advocaten. Met een simpel mailtje kon ik deze man helpen.