Staande
Openbaring 7:9b
„Staande voor de troon en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palmtakken waren in hun handen.”
”Staan” is een uitdrukking die ontleend is aan de priesters in het heiligdom, van wie uitdrukkelijk gezegd wordt dat de Heere hen had afgescheiden om voor Zijn aangezicht te staan, om Hem te dienen (Deut. 10:8). Zo zouden de gezaligden in de hemel hier voorgesteld worden als verheerlijkte priesters. Daarmee komen de witte klederen en het dienen van God in Zijn tempel, genoemd in vers 15 van ons teksthoofdstuk, geheel overeen.
De uitdrukking ”staan” is ook ontleend aan dienstknechten, die dicht bij hun heer behoren te staan om daardoor hun dienstvaardigheid uit te drukken. Zo zei de koningin van Scheba (1 Kon. 10:8): „Welgelukzalig zijn uw mannen, welgelukzalig deze uw knechten, die gedurig voor uw aangezicht staan, die uw wijsheid horen!”
Zo wordt deze manier van spreken ook op de engelen in de hemel overgebracht: „Duizendmaal duizenden dienden Hem en duizendmaal tienduizenden stonden voor Hem” (Dan. 7:10; Luk. 1:19).
Zo past dit woord ook heel goed bij de gezaligden. Dit staan voor de troon drukt uit: de bijzondere nabijheid van de Heere God.
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam
(”De Bijbelse keurstoffen”, 1738)