Opinie

Commentaar: Investeren in palliatieve zorg van levensbelang

Als de Utrechtse huisarts Kees Ruijs vooraf zou hebben geweten hoe zijn meer dan tien jaar durende promotieonderzoek naar ondraaglijk lijden en euthanasie zou worden ontvangen, was hij er mogelijk nooit aan begonnen. Wie bij de Nederlandse euthanasiepraktijk kritische kanttekeningen plaatst, hoeft immers niet te rekenen op aandacht, hoe grondig het aan zijn betoog ten grondslag liggende onderzoek ook is. Dat vooruitzicht heeft Ruijs, die woensdag in het Reformatorisch Dagblad uitgebreid aan het woord kwam, er niet van weerhouden om een arbeidsintensieve, meer dan tien jaar durende studie op te zetten. Bij de afronding daarvan verdient dat respect.

Hoofdredactioneel commentaar
21 May 2015 11:54Gewijzigd op 15 November 2020 19:05
beeld RD, Henk Visscher
beeld RD, Henk Visscher

Waar de vijfjaarlijkse evaluatieonderzoeken van het ministerie van Volksgezondheid concluderen dat Nederland met zijn euthanasiebeleid op koers ligt, plaatst Ruijs vooral vraagtekens. De opzet van zijn onderzoek en de door hem gehanteerde onderzoeksmethoden spelen daarbij een belangrijke rol.

In de landelijke beleidsonderzoeken wordt aan geënquêteerde artsen gevraagd terug te blikken op hun laatste levensbeëindigende ingreep en daarbij een zo gedetailleerd mogelijk beschrijving te geven van de patiënt en diens lijden. Daarmee zijn deze onderzoeken retrospectief van aard. Ruijs’ aanpak is prospectief. Hij benadert patiënten met kanker die al langdurig ziek zijn, brengt tot aan hun overlijden hun lijden zo grondig mogelijk in kaart en gaat achteraf na bij wie van hen sprake was van een wens tot euthanasie.

Deze manier van onderzoeken brengt pijnlijk in kaart dat bijna alle door hem gevolgde patiënten ondraaglijk leden, veelal aan symptomen die zeker niet allemaal als onbehandelbaar getypeerd moeten worden. Dat roept –overigens niet voor het eerst– de vraag op hoe het in Nederland gesteld is met de palliatieve geneeskunde, de niet op genezing maar op het verlichten van lijden gerichte zorg.

Frappant genoeg zijn het allang niet meer alleen orthodox-gelovige publicisten die betogen dat deze vraag van levensbelang is. De patiënt autonoom willen noemen, veronderstelt wel dat deze er in alle fasen van zijn ziekte op moet kunnen rekenen grondig te worden voorgelicht over de nog resterende, palliatieve behandelmogelijkheden, waarschuwde PvdA-publicist Ummelen recent in het Reformatorisch Dagblad. Hij betwijfelt of dit overal gebeurt.

PvdA-partijideoloog Cuperus riep progressieve denkers op hun obsessie met levensbeëindiging los te laten en waarschuwde tegen staatshulp bij zelfdoding als oplossing van maatschappelijke problemen. „Met nog meer mededogen omgaan met het nog onvoltooide leven is beter dan alle energie te richten op de beëindiging van het voltooide leven”, merkte hij daarbij op.

Of verantwoordelijk staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, ook van de PvdA, in dezen een rol kan spelen, staat nog te bezien. In zijn laatste beleidsbrief over palliatieve zorg kondigde hij aan de kennis van de palliatieve zorg in de huisartsengeneeskunde fors te willen versterken, net als zijn voorgangers Ross, Bussemaker en Veldhuijzen. Het promotie-onderzoek van huisarts Ruijs maakt duidelijk hoe levensbelangrijk dat streven is.

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer