Invloed omgeving en genen op gedrag gelijk
AMSTERDAM. Erfelijkheid en omgeving spelen nagenoeg een gelijke rol bij de totstandkoming van menselijke eigenschappen en hun gedrag.
Dat blijkt uit de grootste tweelingstudie die ooit is gedaan en waarvan de resultaten gisteravond zijn gepubliceerd in het tijdschrift Nature Genetics. Onderzoekers verbonden aan de Vrije Universiteit en het VUmc analyseerden de resultaten uit bijna 3000 eerder gepubliceerde tweelingstudies, wereldwijd verschenen tussen 1958 en 2012. De onderzoeken bieden informatie over meer dan 14,5 miljoen tweelingparen.
Vier jaar lang werkten de wetenschappers, onder leiding van Danielle Posthuma, hoogleraar neurowetenschappen aan de Vrije Universiteit, aan de omvangrijke literatuurstudie.
De resultaten van de studie bieden inzicht in de relatieve bijdrage van genen en omgeving (”nature en nurture”) voor honderden verschillende eigenschappen. „Door het analyseren van de resultaten van alle studies die dezelfde eigenschap onderzochten, krijgen we nu veel betrouwbaardere schattingen van de bijdrage van erfelijkheid en omgeving”, aldus Posthuma.
Posthuma en haar collega’s maken daarmee een einde aan een decennialange discussie onder genetici over de vraag welke factor een grotere rol speelt als het gaat om de totstandkoming van menselijke eigenschappen: erfelijkheid of de omgeving? Posthuma: „Als we alle eigenschappen samen nemen, is de gemiddelde bijdrage van erfelijkheid 49 procent en die van omgeving 51 procent.”
De onderzoekers laten ook zien dat élke onderzochte menselijke eigenschap erfelijk is. „Het kan dus nooit zo zijn dat bijvoorbeeld bepaald gedrag volledig aan omgevingsfactoren is toe te schrijven. Lange tijd is aangenomen dat met name ”nurture” –een slechte opvoeding– een rol speelt bij antisociaal gedrag. Maar ons onderzoek toont aan dat ”nature” en ”nurture” voor antisociaal gedrag even belangrijk zijn. Dit kan wetenschappers stimuleren biologische factoren voor dit gedrag te onderzoeken.”
Er blijkt een enorm scheve verdeling te zijn in de eigenschappen die worden onderzocht in tweelingstudies. Het meest onderzocht sinds 1958 zijn eigenschappen op het gebied van de psychiatrie en de stofwisseling. Zo zijn er honderden studies over gedragsstoornissen, intelligentie en alcoholgebruik. Nieuwe tweelingstudies naar veel onderzochte eigenschappen zijn door dit onderzoek eigenlijk overbodig geworden. Posthuma: „Verder onderzoek kan zich het beste richten op nog niet goed onderzochte aandoeningen zoals multiple sclerose, epilepsie of de ziekte van Parkinson. Wij verwachten dat het onderzoek dat wij hebben gedaan als een belangrijke referentie gaat dienen voor toekomstige studies naar erfelijkheid.”