Opinie

Nog een voorbeeld van bevindelijk verzet

Ook het voorbeeld van ds. J. Kars toont aan dat sommige bevindelijk gereformeerden wel degelijk oog hadden voor het demonische karakter van het nazisme, schrijft B. Hooghwerff.

B. Hooghwerff
19 May 2015 14:31Gewijzigd op 15 November 2020 19:02
beeld ANP
beeld ANP

Het onderzoek naar de houding van bevindelijk gereformeerden tegenover het nationaalsocialisme heeft nieuwe vragen opgeworpen. Wat waren de motieven van bevindelijk gereformeerde voorgangers om deel te nemen aan het verzet? In hoeverre hebben zij het demonische karakter van het nazisme doorgrond?

Een onderzoek naar de motieven van het geringe aantal bevindelijk gereformeerde voorgangers dat actief deelnam aan het verzet zal na zeventig jaar niet eenvoudig zijn, zeker als schriftelijke bronnen ontbreken. W. Kok stelde in RD 15-5 met betrekking tot ds. R. Kok al dat deze „een doener was”, die geen artikelen schreef over zijn motieven tot verzet. Dat geldt waarschijnlijk ook voor de desbetreffende andere voorgangers.

Toch kunnen we er wel iets over zeggen. Er was in de eerste plaats sprake van grote trouw aan vaderland en vorstenhuis, geworteld in de geschiedenis. Hoewel men de bezetting erkende als een „roede Gods”, kon en wilde men toch ondanks alles de door de Heere gelegde band tussen Nederland en Oranje niet loslaten. De christelijke gereformeerde ds. A. Dubois verwoordde dit gevoelen op 13 juli 1940 in een toespraak op de algemene begraafplaats te Capelle aan den IJssel, toen daar vier uit Capelle afkomstige soldaten die 
in de meidagen van 1940 gesneuveld waren, werden herbegraven. Hij sprak „een Vaderlandsch woord.”

Zorg voor Joden

Daarnaast hebben bevindelijk gereformeerde voorgangers die aan het verzet deelnamen mijns inziens wel degelijk oog gehad voor het demonische karakter van het nazisme. Blijkt dat vooral niet uit hun zorg voor Joden, al in het begin van de oorlog? Mag ik in dit verband wijzen op ds. J. Kars, predikant van de Nederduits gereformeerde gemeente te Kralingseveer?

Ook deze bevindelijk gereformeerde voorganger zag de bezetting als een oordeel Gods. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de advertentie die hij liet plaatsen in De IJssel- en Lekstreek van 25 augustus 1939. Vanwege de nood van de tijd (een dag eerder werd het niet-aanvalsverdrag gesloten tussen Duitsland en de Sovjet-Unie) riep hij op tot een bidstond op de komende rustdag. „Plaatsgenooten, laat ons allen Zondag, in welke kerk ook, opgaan tot een ure van Gebed. De nood is groot. Wie weet, God mocht Zich wenden en berouw hebben en Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns toorns, dat wij niet vergingen (Jona 3:9).” Het oordeel was echter niet meer af te bidden. De Heere ging de zonden van land en volk bezoeken.

De predikant uit Kralingseveer had echter ook oog voor het werkelijke karakter van het nazisme, dat hij verafschuwde. Het leidde ertoe dat hij al eind 1941, begin 1942 Joden opving in de pastorie. Deze Joden verbleven daar vaak slechts heel kort. Ze kwamen ’s avonds binnen en verborgen zich ’s nachts onder de bedstee waarin de kinderen van ds. Kars sliepen. ’s Morgens vroeg vertrokken ze weer, om via geïmproviseerde ontsnappingswegen naar Zwitserland en Spanje te vluchten.

Ds. Kars sloot zich ook officieel bij het verzet aan. Hij werd lid van de vooral in de omgeving van Rotterdam (en Arnhem) actieve verzetsgroep Leeuwengarde. Het verzetswerk stond nog in de kinderschoenen. Het voeren van een ledenregistratie betekende uiteindelijk de ondergang van de groep. Een verrader die de organisatie was binnengedrongen, speelde een groot aantal leden in handen van de vijand. Op 9 april 1942 werd er een grote groep gearresteerd, onder wie ds. J. Kars. Ook Floris Bakels, bekend van het boek ”Nacht und Nebel”, behoorde tot de gearresteerden.

Tegen ds. Kars werd de doodstraf uitgesproken. In het dossier tekenden de Duitsers aan dat er voor zijn persoon geen verzachtende omstandigheden waren aan te brengen. „Het moet veeleer als bijzonder verwerpelijk aangemerkt worden, dat de beklaagde als predikant zich beschikbaar stelde voor zulke activiteiten en door zijn medewerking het streven van de Leeuwengarde met het oog op zijn positie nog bijzonder versterkte.”

Op 29 december 1942 stond de predikant voor het vuurpeloton. Gelukkig niet onvoorbereid. Aan zijn vrouw had hij enkele weken eerder geschreven: „Mijn schat, ik ben zo gerust onder alle omstandigheden, want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren.”

De auteur is schrijver van het boek ”Een dominee voor het vuurpeloton. Uit het leven van ds. J. Kars (1903-1942)”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer