Een wolk nam Jezus weg
Wolken zijn grensgangers in de Bijbel. Steeds als ze in beeld komen, raakt de hemel als het ware de aarde. Ze laten iets van gene zijde zien. Waar wetenschappers in een wolk niet meer zien dan een klontering van waterdamp en een weerkundige een wolk benoemt als een potentiële brenger van regen, ziet een Bijbellezer in wolken in de Bijbel iets van God. Meteorologie wordt theologie.
Dat begon al bij Noach. Toen God Zijn boog in de wolken zette. De regenboog als een veelkleurige onderstreping van Gods belofte dat de aarde niet opnieuw door water zal worden verdelgd. „Nooit meer”, zegt die boog.
Een wolk was er toen de Israëlieten uit Egypte trokken. Allemaal waren ze veilig onder de wolk, die overdag schaduw gaf en ‘s nachts licht.
Een wolk was er toen Mozes de Tien Geboden van God kreeg op de Sinaï. Zes dagen moest hij wachten en op de zevende dag riep God hem uit de wolk waarin Hij verbleef.
Het was deze wolk die, zoals geschreven staat, in de tabernakel neerdaalde tot boven het verzoendeksel. Dichterbij dan het verzoendeksel kon de heilige God de zondige mens niet naderen.
Elia bad om regen na een periode van verzengende droogte. En toen op zijn bevel Elia’s knecht zeven keer de hemel had afgezocht naar een glimpje waterdamp, zag hij een wolk zo groot als de hand van een man. Een mosterdzaadje aan de hemel dat uitgroeide tot een lucht die van wind en wolken zwart werd. God kwam terug bij Zijn volk. In de wolken.
Jeremia roept tot God, maar er komt geen antwoord. „Gij hebt U met een wolk bedekt zodat er geen gebed doorkwam”, klaagt de profeet. Ook dat kan dus. Dat God de wolken verdicht tot een muur die absolute scheiding maakt tussen aarde en hemel.
Jesaja vergelijkt de zonden van het volk met een wolk. Maar het is een lichte, nevelige morgenwolk die verdampt in de zon van Gods genade. „Ik delg uw overtredingen uit als een nevel en uw zonden als een wolk.”
Luchtige wolken omgeven de berg der verheerlijking waarop Jezus, Mozes en Elia samenspreken. Het zijn juist deze Godsmannen die weten dat in een wolk hemel en aarde elkaar raken. En is de wolk op deze berg eigenlijk niet de voorloper van de wolk boven die andere berg der verheerlijking, de Olijfberg?
Op de Hemelvaartsdag spreekt Jezus voor de laatste keer met Zijn elf discipelen. Veertig dagen lang hebben ze gesproken over de zaken die het koninkrijk van God aangaan, staat er in Handelingen 1. Het kan bijna niet anders, gezien de vraag van de discipelen of Jezus nu, in deze tijd, het koninkrijk aan Israël zal wederoprichten, of ze hebben de afgelopen weken ook dáárover gesproken. Over Israël als Gods Zoon en de verbondenheid van dat volk met déze Zoon van God: Jezus, de Christus.
En dan wordt Hij opgenomen. Ze zien het gebeuren. „En een wolk nam Hem weg van hun ogen.”
Zoals Hij heengegaan is, zo zal Hij terugkomen, zeggen de twee mannen in witte kleding die ineens op de Olijfberg staan. Er zijn wel Bijbeluitleggers die denken dat deze twee mannen Mozes en Elia zijn die met Jezus spraken in de wolk op de berg der verheerlijking. Vertegenwoordigers zijn ze van de wet en de profeten. En ze profeteren met Daniël dat de Mensenzoon aan het eind van de tijd op de wolken zal terugkomen.
Johannes zag dat op Patmos al in een visioen gebeuren: „En ik zag, en ziet, een witte wolk, en op de wolk was Een gezeten, des mensen Zoon gelijk…”
De discipelen gaan terug naar Jeruzalem. Over tien dagen zal de wind van Gods Geest opsteken. Hij zal de wolken van de twijfel en de eenzaamheid verdrijven en allen die in de opgevaren Christus geloven, troosten.
Wolken, lucht en winden; God wijst ze spoor en loop en baan.