Geesje Werkman kan niet zwijgen bij onrecht rond vluchtelingen
Als kind raakte Geesje Werkman (63) geboeid door de Bijbelse geschiedenis van Ruth, die als vreemdeling in het land Israël kwam. Later kwamen er vele vreemdelingen, gevlucht uit talloze landen, op haar eigen pad. Als ze ziet dat asielzoekers onrecht wordt aangedaan, komt Werkman in het geweer. Of het nu gaat om bekeerlingen die dreigen te worden teruggestuurd naar een islamitisch land, kinderen die in de cel belanden of illegalen die op straat bivakkeren.
Ontspannen zit Geesje Werkman op een gemakkelijke bank in een gang van het dienstencentrum van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) te Utrecht. Zaterdag keerde de medewerker van Kerk in Actie terug van een driedaags „solidariteitsbezoek” aan kerken op het Italiaanse eiland Lampedusa, samen met scriba dr. A. J. Plaisier. Het eiland in de Middellandse Zee is een van de plaatsen waar vluchtelingen uit Afrika en het Midden-Oosten voet aan wal zetten – als ze tijdens de gevaarlijke overtocht niet zijn verdronken.
De reis diende mede ter voorbereiding op een conferentie van Kerk in Actie, volgende maand: ”Veilig naar Europa, kan dat als je moet vluchten voor oorlog en geweld?” „Ik wilde de situatie met eigen ogen hebben gezien”, zegt Werkman. „Het raakte mij dat een voorganger van een lokale kerk tegen mij zei: „We kunnen niet aan onze Bijbelse opdracht voldoen.” De vluchtelingen worden namelijk direct na aankomst opgevangen in een kamp waar verder niemand naar binnen mag. En dat terwijl ze zielzorg nodig hebben na alles wat hen is overkomen.”
Werkman stelt zich nu ten doel misverstanden weg te nemen. „Bijvoorbeeld dat een eiland zo groot als Terschelling nooit ”de poort naar Europa” kan zijn. En verder dat Lampedusa geen eiland van de dood is, maar een mooie plaats waar iedere dag 200 mensen gered worden.”
Opvanghuizen
Werkman groeide op in de Noordoostpolder. „Op de plek waar ik ben geboren, wonen nu asielzoekers”, zegt ze glimlachend. „Mijn ouders woonden indertijd in Kuinderbrug, waar mijn vader als pionier aan de ontginning van de polder werkte. Er stonden maar een paar huizen. Tegenwoordig vind je op die plek het azc Luttelgeest.”
Toen ze in 1990 als diaconaal consulent voor Flevoland en Overijssel aan de slag ging, kreeg ze te maken met het azc in Dronten. Voor die tijd was ze al vrijwillig begeleider van asielzoekers die in speciale opvanghuizen woonden. „De eerste vrouw die ik begeleidde was een Hongaarse. Ik moest met haar mee naar de huisarts omdat ze een abortus had ondergaan. Ze vertelde dat het haar elfde abortus was. Als kind was ze door haar pleegvader misbruikt. Later had ze als hoertje in Boedapest gewerkt. De pil mocht ze niet gebruiken. Ik dacht: Gebeurt dit? Ja, dat gebeurt dus.”
Samen met een andere vrijwilliger begeleidde Werkman indertijd ook een Poolse vrouw, en later vier jonge mannen uit Somalië. „We moesten hen wegwijs maken in Dronten. Die mannen zeiden: We mogen niet koken van Allah. Ik zei: Dan heb je pech, want dan verhonger je. En dat wil Allah vast niet.”
Wat drijft u om zich voor vluchtelingen en asielzoekers in te zetten?
„Ik kom uit een niet-christelijk gezin. In mijn jeugd las mijn moeder me wel een periode voor uit de kinderbijbel. Ik was een fan van Ruth. Zij ging met Naomi mee en kwam als vreemdeling in Israël. Toen ik me later bij de kerk aansloot, voelde ik me ook een vreemdeling. Ik kwam van buiten, evenals Ruth.
Ik kan slecht tegen onrecht. Op het moment dat mensen in de verdrukking komen, wordt het voor mij interessant. Dan zie ik een uitdaging om daar vanuit mijn geloof iets aan te doen. Ik denk dat ik daar een talent voor gekregen heb. Onrecht speelt op allerlei terreinen, maar vluchtelingen kwamen nu eenmaal op mijn weg. Dit sluit ook aan bij mijn interesse voor maatschappelijke en politieke ontwikkelingen.”
Welke specifieke taak ziet u voor de kerk weggelegd op het terrein van asielzoekers?
„Dat is heel divers. Het ligt altijd in het verlengde van wat een kerk en gemeenteleden kunnen. Vluchtelingen zijn veel kwijtgeraakt, ook van hun identiteit. Het eerste is dat je er dan voor hen bent, een arm om hen heen slaat, hen troost en opneemt in je gemeenschap. Heel simpel. Daarmee kom je meteen weer dicht bij Ruth.”
Ziet u een ontwikkeling in de manier waarop kerken die taak oppakken?
„Er zijn ontwikkelingen in het denken over asielzoekers in de politiek en de samenleving. Dat zie je ook in de kerk terug. Maar mijn ervaring is dat als een vluchteling een gezicht krijgt en in de eigen gemeenschap komt, kerken zich er voor meer dan 100 procent voor inzetten. Daarom zeg ik weleens: Laten we elke kerk, maar ook elk dorp, minimaal tien vluchtelingen geven. Dan gaan mensen ervoor.”
Hoe ziet u de relatie tussen kerk en overheid als het om asielzoekers gaat?
„De overheid neemt de beslissingen, daar zijn we als kerk niet voor. We zijn helpers en willen onder meer de overheid behoeden voor het maken van fouten. De verantwoordelijke minister of staatssecretaris is niet altijd blij met wat we zeggen, maar we staan toch op goede voet met de bewindslieden. Daarbij kunnen we als kerk vrijuit spreken. We worden niet betaald door de overheid, maar uit de collectezak.”
Welke fouten maakt de overheid in uw ogen?
„Bijvoorbeeld het terugsturen van een bekeerling naar een islamitisch land waar hij vermoord zal worden omdat hij christen is. Als wij dat horen en niets doen, zijn we medeschuldig. De IND vindt een bekering soms niet geloofwaardig. Op verzoek van advocaten toetsen we daarom als kerkelijke commissie de geloofwaardigheid. Als wij een bekeringsverhaal geloofwaardig vinden, brengt de advocaat dat in tijdens een rechtszaak.
Ik vorm samen met Bas Plaisier een koppel in het voeren van gesprekken met bekeerlingen. We hebben meer dan eens gemerkt dat de IND mensen ondervroeg op een manier die niet past bij hun opleidingsniveau en cultuur. Als je een laagopgeleide bekeerling ondervraagt alsof hij universitair geschoold is, krijg je geen goed beeld. We zijn dergelijke voorbeelden nu aan het verzamelen om dat later dit jaar te kunnen aankaarten.
Ik denk ook aan situaties van vluchtelingen die uit gebieden in bijvoorbeeld Somalië of Birma komen waar sommige bevolkingsgroepen geen paspoort hebben. De IND noemt hun identiteitsverklaring en hun vluchtverhaal ongeloofwaardig. Ze moeten terug naar hun land, maar dat land accepteert hen niet. Dat zou dan hun eigen schuld zijn en vervolgens belanden die mensen hier op straat. Dat is onrecht. Niet alleen ik vind dat, maar ook een organisatie als Amnesty International.”
Heeft uw werk resultaat?
„Ik werk samen met lokale kerken, ngo’s en politici. Soms draagt onze inzet eraan bij dat iemand een verblijfsvergunning krijgt. Dan roep ik: We hebben weer iemand gered. Maar onze inspanningen gaan verder. Door problemen die breder spelen in kaart te brengen en aan de orde te stellen, hopen we dat het beleid verandert. Of het nu gaat om bekeerlingen, het omgaan met uitgeprocedeerde asielzoekers of het verblijf van kinderen in de cel.
Jaren geleden zaten er structureel vijftig kinderen in vreemdelingendetentie. Wij zijn toen de campagne ”Geen kind de cel” gestart. Inmiddels is detentie voor kinderen grotendeels afgeschaft. Het gebeurt alleen nog in Kamp Zeist, maximaal één week voor uitzetting van een gezin. Wij hebben invloed gehad op hoe die voorziening eruitziet, waardoor mensen er zelf mogen koken en er een organisatie aanwezig is –De Vrolijkheid– om kinderen afleiding te bieden.”
Kerken dienden begin 2013 een klacht in tegen de Nederlandse staat inzake de opvang van illegalen. Hoe kijkt u op die procedure terug?
„Het thema ”bed, bad en brood” is daardoor volop in de aandacht gekomen en er wordt nog steeds druk over gediscussieerd. Ik ben dankbaar dat de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten op 19 november ons in het gelijk stelde: de overheid heeft een zorgplicht voor illegalen. De uitspraak van het comité van ministers, vorige maand, was door een politieke lobby vanuit Nederland oppervlakkiger. Ik heb goede hoop dat de zaak nu verder door de rechter wordt beklonken. Die beslist op grond van wetten en verdragen. Het zal er de komende tijd vooral om gaan adequate opvang te bieden en te voorkomen dat mensen op straat belanden.
Ik weet van een Somalische vrouw met een verblijfsvergunning die haar moeder en een gehandicapte zus opvangt, die beiden zijn uitgeprocedeerd en op straat gezet. Deze vrouw heeft onvoldoende geld om hen te onderhouden. Intussen worden haar huur- en zorgtoeslag teruggevorderd omdat haar moeder en zus bij haar inwonen. Dat is niet eerlijk. Als ik nog een paar van zulke voorbeelden tegenkom, gaat er weer een brief naar de staatssecretaris.”
Begrijpt u mensen die zeggen dat de opvang van illegalen onze rechtsstaat ondermijnt?
„Nee, dat is onzin. Minister Verdonk zei dat in het verleden ook tegen ons. Later ontmoetten we toenmalig minister Donner van Justitie. Hij zei: „Jullie doen precies wat je als kerk moet doen.” We zouden er wat trotser op moeten zijn dat we als land mensen niet in de goot laten liggen, dat er inwoners zijn die niet alleen voor zichzelf leven, maar zich ook inspannen voor de ander.”
Hoe houdt u dit werk zelf vol?
Ze lacht. „Met die vraag houd ik me niet bezig. Ik vind mijn werk een uitdaging en doe het met plezier. Dit is mijn taakje en dat geef ik naar vermogen vorm. En als ik wat bereik, geeft me dat een tevreden gevoel. Het gaat uiteindelijk om de mensen voor wie ik het doe.”
Geesje Werkman
Geesje Werkman werd in 1951 geboren in Kuinderbrug (Noordoostpolder). Ze studeerde een jaar mo-theologie en stapte daarna over naar de hbo-studie maatschappelijk werk. Na haar twintigste werkte ze tweeënhalfjaar in een Joods kindertehuis in Zwitserland. In 1990 ging ze in Overijssel en Flevoland aan de slag als diaconaal consulent voor de Gereformeerde Kerken en de Hervormde Kerk. Tien jaar later stapte ze over naar Kerk in Actie, de diaconale organisatie van de Protestantse Kerk in Nederland. Daar is ze verantwoordelijkheid voor het kerkelijke beleid rond vluchtelingen in Nederland. Werkman was de drijvende kracht achter de klacht die de Conferentie van Europese Kerken vorig jaar indiende tegen de Nederlandse staat inzake de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers en illegalen.