Cultuur & boeken

Een aanklacht, en dan geen geringe

Titel:

Ds. L. H. Oosten
19 February 2004 09:49Gewijzigd op 14 November 2020 00:58

”Vader, ik klaag u aan”
Auteur: ds. H. J. Hegger
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2003
ISBN 90 435 0734 2
Pagina’s: 262
Prijs: € 19,90. Opnieuw verscheen, nu van de hand van de bekende predikant en veelschrijver ds. H. J. Hegger, een boek dat een kritische beschouwing levert over de prediking in de zogenaamde gereformeerde gezindte van vandaag.

Zoals bekend maakte ds. Hegger jaren geleden de overstap van rooms-katholiek priester naar gereformeerd predikant. Veel aandacht trok zijn boek ”Moeder, ik klaag u aan”, waarin hij aantoonde dat de Rooms-Katholieke Kerk er in allerlei leerstukken en praktijken blijk van gaf dat zij meer op zichzelf vertrouwde dan op de levende Christus. Ook in diverse andere geschriften gaf deze Rome-kenner veel waardevolle en leerzame informatie over het rooms-katholieke leerstelsel.

Zijn jongste pennenvrucht draagt de titel ”Vader, ik klaag u aan”. Waar in eerder vermeld boek de aanduiding ”moeder” kennelijk slaat op de (Rooms-Katholieke) Kerk, is het in dit nieuwe boek aanvankelijk niet duidelijk waar de aanduiding ”vader” op ziet. Pas op bladzijde 56 komt het uit dat ds. Hegger (merkwaardigerwijs) met ”vader” bedoelt de protestantse kerken en de vele protestantse stelsels.

De auteur geeft aan dat hij thans de vinger wil leggen op de wonde in de protestantse kerken, namelijk dat men ook daar vaak meer op eigen ideeën en constructies is gaan bouwen dan op Christus. Inderdaad ziet mijns inziens een van oorsprong buitenstaander de dingen soms helderder dan zij die in de gereformeerde traditie zijn opgegroeid. Hij kan ons dus een spiegel voorhouden.

Maar het is niet mis: vader, ik klaag u aan! Terecht noemt ds. Hegger zelf dit een zwaar geladen titel. Zijn boek wil immers een aanklacht zijn, en dan geen geringe.

Bekering

In de eerste plaats roept het boek op tot bekering in de zin van een verandering van denkpatroon, een innerlijke radicale verandering door de Heilige Geest, die zich uit in een verandering van levenshouding. Want niet ons eigen denk- en leersysteem moet de grond van ons vertrouwen zijn, maar Christus en Zijn Woord alleen. En wie zal dat betwisten?

Vervolgens wil de auteur dit concreet maken door erop te wijzen dat in het algemeen het Nederlands protestantisme grondig is afgeweken van de beginselen van de Bijbel zoals die door de Reformatie werden geleerd. Dat houdt nogal wat in!

En als derde afdwaling noemt hij het verlaten van het sola Scriptura, waar men eigen leerstelsels als norm verheft boven de Schrift en waar in sommige kringen de uitspraken van predikanten „als van onaantastbare gezalfden des Heeren” worden beschouwd als praktisch onfeilbaar. Het schriftberoep daartegen wordt dan volgens hem welhaast gezien als rebellie tegen het van God gegeven gezag.

Meedogenloos

In een viertal hoofdstukken, in totaal onderverdeeld in 28 paragrafen, maakt ds. Hegger zijn aanklachten concreet. Hij wil daarbij niet generaliseren, maar -zo stelt hij zelf (blz. 21)- hij heeft in dit boek een bepaalde richting op het oog. Langzamerhand wordt het wel duidelijk dat hij vooral de prediking in de Gereformeerde Gemeenten bedoelt. Die stelt hij dan ook meedogenloos onder kritiek.

Nu kan het mijns inziens best waar zijn dat er in de gereformeerde theologie bepaalde ontsporingen aan te wijzen zijn. Dat is immers niet van vandaag of gisteren. Reeds in de eerste helft van de negentiende eeuw zijn er Réveil-predikers geweest die zulke ontsporingen ter rechterzijde hebben aangetoond. Ik denk bijvoorbeeld aan het zich in mijn bibliotheek bevindende geschrift van de bekende, zeer rechtzinnige predikant ds. J. J. le Roy met de wijdlopige titel ”De ware geest en strekking van de leer der Hervormde Kerk in Nederland volgens hare Formulieren van Eenigheid en liturgische schriften, bijzonder ook de Dordsche Leerregelen, nader in het licht gesteld en van misbegrippen gezuiverd ter vereeniging van allen, die de Waarheid liefhebben, in het middelpunt Christus Jezus” (anno 1834 geschreven, nog vóór de Afscheiding). In dit puur reformatorische geschrift van 118 bladzijden verzet ds. Le Roy zich tegen een methodistisch bekeringssysteem, omdat alles, zo ook in de Heidelbergse Catechismus, begint en eindigt met de Persoon van Jezus Christus.

Vragen

De afwijkingen van de reformatorische leer zijn dus (zoals gezegd) blijkbaar niet van vandaag of gisteren. Er is dan ook best wel reden om te onderzoeken of de gereformeerde prediking vandaag werkelijk bijbels-reformatorisch is. In die zin heeft het boek van Hegger ons dus wel iets te zeggen. Maar toch roept het ook vragen op.

Is het waar dat de dominee die bekommerde en twijfelende mensen die nog niet het vertrouwen van hun hart op de Persoon van Christus gesteld hebben en hen (inderdaad in strijd met de leer van de Reformatie) toch al op de weg (van het ware geloof) verklaart, zulks alleen maar doet om tegemoet komen aan de verlangens van een betrekkelijk grote groep kerkleden en „omdat Gods volk het ook zo wil?” Zou het ook niet zo kunnen zijn dat zo’n prediker daarin te goeder trouw dwaalt omdat hij zelf in die opvatting is gebakerd? Is het werkelijk puur mensen behagen?

Zo ben ik van mening dat de wellicht goede bedoeling van dit boek hier en daar ontkracht wordt door karikatuurtekeningen en generaliseringen.

Zondenkennis

Belangrijk zijn voor ds. Hegger ook geweest de vragen die hem gesteld werden op of naar aanleiding van de zogenaamde jongerenavonden, met name over de noodzakelijke zondenkennis door de bediening van de wet, voorafgaand aan het geloof in de vergeving. We zouden de auteur geen recht doen als wij zeggen dat hij de noodzaak van de zondenkennis geheel ontkent. En toch lijkt hij heel anders te spreken dan bijvoorbeeld de reformatoren Luther en Calvijn zelf. Men leze maar Luthers verklaring van de Galatenbrief, waarin hij duidelijk spreekt over het verbrijzelende werk der wet, alvorens men komt tot het rechtvaardigend geloof in Christus. En Calvijns Institutie (II-VII) spreekt duidelijk van de eerste taak der wet die zij ten uitvoer brengt in nog niet wedergeboren zondaars. Men zie ook afdeling 33 van Calvijns Catechismus over de ontdekkende functie van de wet voor de gelovigen. En dan Kohlbrugge op zondag 1: „Gods kinderen worden geboren in de afgrond der verlorenheid als zij wegzinken voor Gods wet.” Of op vraag 65: „Men moet eerst verloren zijn geweest, zó verloren dat er geen denken meer aan was om ooit verlost te worden” enz.

Er gaat dus wel degelijk iets aan het geloof vooraf, maar ds. Hegger lijkt dit te weerspreken. Verder kan zijn sterke, eenzijdige nadruk op het geloven als beslissing van de wil een gevaar meebrengen, al ontkent hij daarbij niet het nodige ingrijpen van de Heilige Geest. Er is toch immers ook het woord „niet desgenen die wil.” Luther is duidelijk in zijn beschrijving van ”de knechtelijke wil”. Juist vandaag de dag ligt er in allerlei stromingen het grote gevaar dat men bedrogen wordt door de leer van de vrije wil. Ook hier dreigt bij ds. Hegger weer het gevaar van een reactionaire eenzijdigheid naar de andere zijde.

Jongerenavonden

Ten slotte wil ik opmerken dat het door sommigen in verschillende publicaties zo eenzijdig negatief reageren op de inhoud van de jongerenavonden gezien moet worden als een ongepaste generalisatie waartegen ds. Hegger zich terecht keert. Anderzijds is mijn conclusie bij dit boek dat het van de weeromstuit eenzijdige, scherpe reageren van de auteur zijn publicatie aan overtuigingskracht doet verliezen. En dat is toch wel jammer, want het geeft intussen toch heel wat stof tot nadenken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer