Groei bij vrijgemaakten ontbreekt
De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) zijn in de periode 1 oktober 2002 tot en met 30 september 2003 nauwelijks gegroeid. Per 30 september bedroeg het totaalaantal belijdende leden 79.438, 331 meer dan het jaar ervoor; en 47.576 doopleden, 149 minder dan het jaar daarvoor.
Het aantal dienstdoende predikanten steeg met drie; zes predikanten overleden; drie werden er losgemaakt, ontheven uit het ambt of afgezet. Dat blijkt uit het statistisch overzicht in het ”Handboek 2003/2004” van de GKV, dat binnenkort verschijnt.
Dat de groei „vrijwel ontbreekt” heeft volgens de schrijver van het jaaroverzicht, J. H. Kuiper uit Assen, „te maken met de afscheiding van ongeveer 300 kerkleden, die overgaan naar wat wel genoemd wordt de nieuwe vrijmaking.” Tot nu toe is één predikant meegegaan, de emeritus predikant dr. P. van Gurp. „Het proces is nog niet uitgekristalliseerd. Het is afwachten wat het nieuwe jaar hierin brengt.”
Uit het statistisch overzicht komt verder naar voren dat in de genoemde periode 1209 doop- en belijdende leden zich onttrokken aan het kerkverband. Hiervan gingen er 44 over naar de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK), 116 naar de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), 126 naar de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN), 6 naar de Gereformeerde Gemeenten (GG), 108 naar de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK), 2 naar de Rooms-Katholieke Kerk (RKK), 236 naar ”overige kerken”, 299 naar ”geen kerk” en 272 vallen er in de categorie ”onbekend”.
Toegelaten werden in totaal 430 doop- en belijdende leden: 25 uit de NGK, 52 uit de CGK, 65 uit de GKN, 26 uit de GG, 95 uit de NHK, 17 uit de RKK, 38 uit de overige kerken, 66 uit ”geen kerk”; van 46 personen is de herkomst niet bekend.
„Heel opvallend in 2003 is dat er zo weinig gebeurd is”, schrijft Kuiper. „Als ik dit zeg, wil ik niet de zogenaamde nieuwe vrijmaking bagatelliseren, waarin een aantal broeders en zusters aangaven dat ze de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) geen voor dwaling veilige plek meer vonden. Het jaar kenmerkte zich echter door discussie, over eigenlijk alles: de bijbel, het ambt, de kerk, de gaven van de Geest, noem maar op. We zien een voortzetting van een trend die er al jaren is: een hartstochtelijk verlangen om de bijbel in zijn betekenis voor vandaag te laten klinken, met alle vragen die daarbij horen. Dat is niet alleen binnen de vrijgemaakte kerken zo. In feite zie je overal dezelfde discussies.”
„Opvallend” noemt de kroniekschrijver het ook „dat er in 2003 veel meer broeders en zusters afgesneden zijn dan in het jaar daarvoor”: in bijna vijftig gevallen „moest het zover komen.”
Het gesprek over de vrouw in het ambt kreeg, aldus Kuiper, „een stimulans doordat de Nederlands Gereformeerde Kerken een rapport aanvaard hebben waarin alle drie ambten opengesteld worden voor vrouwen. Hierboven is al vermeld, hoe dit het gesprek met deze kerken bemoeilijkt. Toch komt dit onderwerp elke keer naar boven. (…)
Bij dit onderwerp is er net als bij elk ander onderwerp sprake van een mondige gemeente die de bijbel toepast in de tijd waarin ze leeft. Het is de kracht van Gods woord, dat dit kan, in alle tijden en culturen. Het gesprek gaat echter niet over de vraag of je de ruimte tussen de bijbel en je eigen tijd creatief mag benutten, maar om de vraag of het toelaten van vrouwen in de kerkelijke ambten niet al geregeld is in de bijbel. Nader en grondig onderzoek is dringend gewenst. Vroeg of laat zullen ook onze kerken zich met dit onderwerp moeten confronteren op de meerdere vergaderingen.”