„Geen schmink is daarop gekomen”
Titel:
”Tijgers op de Ararat. Natuurhistorische reisverhalen 1700-1950”
Auteur: Anne S. Troelstra
Uitgeverij: Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2003
ISBN 90 450 10828
Pagina’s: 605
Prijs: € 29,90. Mensen zijn altijd door de natuur gefascineerd geweest. Geen wonder: de schoonheid en rijkdom van Gods schepping kunnen de mens met verwondering en bewondering vervullen. In de loop der eeuwen is de natuur -naast de directe en in poëtische vorm gegoten schoonheidservaring- geleidelijk aan ook steeds meer voorwerp van wetenschappelijk onderzoek geworden en is geprobeerd haar onvoorstelbare rijkdom en verscheidenheid te beschrijven en vast te leggen.
Vele Europeanen hebben binnen en vooral buiten Europa de natuur in al haar facetten bestudeerd. De resultaten van hun reizen werden vaak gegoten in de vorm van een reisverhaal, bestemd voor een algemeen ontwikkeld publiek.
Een aantal van deze reisverhalen is gebundeld en uitgegeven door Anne S. Troelstra, emeritus hoogleraar wiskunde met een grote belangstelling voor de natuur. Het gaat hier niet om een integrale uitgave. Troelstra geeft meer of minder lange fragmenten van de gekozen natuurhistorische reisverhalen.
Natuurlijke historie was in de achttiende en de negentiende eeuw een ruim begrip. Zij omvatte plant- en dierkunde, geologie en mineralogie, maar tevens volkenkunde. Reizen ten behoeve van de horticultuur -de wetenschap van het kweken in tuinen en onderhouden van tuinen- werden eveneens als natuurhistorische reizen beschouwd. De natuurhistorische reizigers vormden een gemêleerd gezelschap. Behalve vakgeleerden treft men ook onder meer een predikant, romanschrijvers en een landedelman aan. We geven een indruk van de bundel.
Geen schmink
Tot de echte geleerden behoorde Carolus Linnaeus (1707-1778), die de biologie van de achttiende eeuw domineerde en bekend is gebleven door zijn classificatiesysteem van planten. Maar naar Troelstra’s mening was Linnaeus veel meer dan alléén een groot systematicus. Hij was een bioloog met een hartstochtelijke liefde voor de natuur in al haar werken en kon hierover helder, boeiend en levendig schrijven. Deze geleerde had ook oog voor de schoonheid van de natuur. De lavendelheide bijvoorbeeld beschreef hij als volgt: „Ik zag, dat ze, voordat ze in bloei komt, helemaal bloedrood is; maar als ze bloeit, worden de bloemen geheel vleeskleurig. Ik betwijfel, of een schilder in staat is deze bekoorlijkheden in het gezicht van een jonkvrouw weer te geven, noch om haar wangen met zo’n schoonheid te tooien. Geen schmink is daarop gekomen. Toen ik haar zag werd ik herinnerd aan Andromeda (Lavendelheide) zoals ze beschreven wordt door de dichters, en hoe langer ik aan haar dacht, des te meer overeenkomst scheen ze te hebben met de plant.” (blz. 47)
Oog voor de schoonheid van de natuur had ook de botanicus Viktor Albrecht Haller (1708-1777), door Troelstra beschreven als een romanticus. Van zijn voettochten door de Alpen heeft hij enkele reisverslagen geschreven. Tevens schreef hij een leerdicht, ”Die Alpen”, waarin hij cultuur en natuur tegenover elkaar stelt en een idyllisch beeld geeft van de Alpenbewoners die het huwelijk in ere houden. Daarnaast worden de planten en de warme bronnen van Leukerbad in Wallis beschreven.
Ziel van de natuur
Interessant is ook het portret van de quaker William Bartram (1739-1823) die in Noord-Amerika planten inventariseerde. Ook hij was niet louter een wetenschapsman. Voor hem, zo vat Troelstra samen, was „de natuur één bezield geheel, doortrokken van de geest van haar Schepper; de ziel van de natuur toont ons God en is een werkzaam principe in de natuurlijke wereld.” (blz. 147)
Tot de beroemdste negentiende-eeuwse geleerden en natuurhistorische reizigers behoorde Alexander von Humboldt (1769-1859), grondlegger van de fysische geografie en de plantengeografie die van 1800-1804 in Zuid-Amerika reisde en tientallen jaren heeft besteed aan de verwerking en publicatie van de resultaten van zijn reizen. Von Humboldt had een brede wetenschappelijke visie. Natuurkundige aardrijkskunde omvatte zijns inziens niet alleen bodem, klimaat, flora en fauna, maar had óók betrekking op de mens. Interessant is ook dat bij deze geleerde, die tussen Verlichting en Romantiek in staat, het esthetisch-gevoelsmatige en het empirisch-wetenschappelijke als vanzelf in elkaar overvloeien, aldus Troelstra
Een groot man als Von Humboldt heeft natuurlijk navolgers gehad. Tot hen behoorde onder andere Charles Darwin (1809-1882), volgens Troelstra heel duidelijk en expliciet geïnspireerd door Von Humboldt. Aan zijn beroemd geworden reis (1832-1835) met ”De Beagle” naar Zuid-Amerika, waar hij de grondslagen van zijn evolutietheorie ontwikkelde, wordt een aantal bladzijden gewijd.
Aandacht wordt tevens besteed aan een andere navolger van Von Humboldt, Franz Wilhelm Junghuhn (1809-1864), reiziger op Java die zich op velerlei terrein heeft bewogen: botanie, geologie, topografie, klimatologie en beschrijvende volkenkunde.
Tot tranen toe bewogen
Zuid-Afrika behoorde eveneens tot het terrein van de Europese natuurhistorische reizigers. De botanist William Burchell (1781-1863) trok hier rond van 1810 tot 1815. Troelstra geeft een sympathieke indruk van deze uitgesproken romanticus die geloofde in de door God geschapen harmonie en met zijn medemensen bewogen was. Wanneer hij een kraal van bosjesmannen ziet die werkelijk niets bezitten, is hij tot tranen toe bewogen: „Daar heb ík nu in weelde geslapen, en ben verwend met duizend-en-één nutteloze dingen, terwijl mijn medeschepselen dag in dag uit over de brandend hete vlakte zwierven, en tot slot naar hun armzalige hutten terugkeerden om de moeitevolle nacht hongerig door te brengen, niet beschut tegen regen en storm!” (blz. 275)
Behalve aan de hierboven genoemde auteurs wordt verder aandacht besteed aan onder meer Joseph Dalton Hooker (1817-1911), auteur van het klassiek geworden reisboek ”Himalayan Journals”, Herman van Cappelle (1857-1932), die Suriname bereisde, Reginald John Farrer (1880-1920) die een expeditie naar China ondernam, en een vijftal auteurs van reisverslagen over Guyana en Trinidad.
Deze bundel, helaas uitgevoerd als een weinig fraaie paperback, geeft een interessante indruk van de manier waarop geleerden en leken de natuur hebben waargenomen en beschreven. Het notenapparaat, de uitvoerige bibliografie en een uitgebreid register verhogen de waarde van deze bloemlezing natuurhistorische reisverhalen, die zowel natuuronderzoekers als literair en historisch geïnteresseerden zal kunnen boeien.