De trieste historie van de Jodenhoek
Mokum, de plaats van vrijheid. Een wandeling langs de restanten van Joods Amsterdam roept het beeld op van vergane glorie, van trieste herinneringen.
De Joden kwamen hier in de zeventiende eeuw vanwege de vrijheid. In de Tweede Wereldoorlog was hun positie echter dramatisch veranderd en verloren velen van hen het leven. Het Ignatiushuis en het Abdijhuis organiseerden vorige week een wandeling langs overgebleven sporen in de Amsterdamse ”Jodenhoek”. Van Goedereede tot Drenthe waren mensen naar Amsterdam gekomen.
„We staan hier op historische grond”, zegt gids drs. Th. A. Fafié. Hij en zijn vrouw, drs. Petra N. Renes, verwelkomen de deelnemers vlak voor het standbeeld de Dokwerker, symbool van het Amsterdams verzet tegen de bezetter. In deze omgeving kwamen eeuwen geleden de eerste Joden en de eerste rabbijn vanuit Spanje, verdreven door de inquisitie van Portugal. Ze kwamen naar Mokum, „de plaats waar je mag zijn.”
Fafié: „In tegenstelling tot andere plekken in Europa hoefde men hier geen Jodenster te dragen of in een getto te leven. Joden konden met niet-Joodse mannen of vrouwen trouwen. Wel werden ze uitgesloten van de gilden. De Joden noemden zich Portugese Joden omdat Nederland net van de Spaanse dwingelandij was verlost.”
De plek rond de Portugees-Israëlitische synagoge groeide uit tot wat in de volksmond de ”Jodenhoek” werd genoemd. Het beeld dat alle Joden rijk waren klopt niet, zegt de gids, want het grootste deel leefde in grote armoede en was tewerkgesteld in bijvoorbeeld ongezonde diamantslijperijen, waar tuberculose aan de orde van de dag was.
Hoog rijst de synagoge boven de omgeving uit, meteen naast het Waterlooplein. „De synagoge moest de allure hebben van de tempel van Jeruzalem, een hoog gebouw met een voorhof.”
Om de synagoge bevindt zich een ring van kleine gebouwtjes en huisjes. Op een van de deurposten is een mezoeza te zien. Fafié legt uit dat dit kokertje een velletje perkament bevat met daarop het ”sjema” uit Deut. 6:4: „Hoor Israël, de Heere onze God is een enig Heere!”
Deze mezoezas zijn aangebracht op de deurposten van Joodse huizen en hebben een plaats op de gebedsriemen. De rolletjes kosten zeker 50 euro, aldus de gids, omdat ze handgeschreven zijn en geen enkel schrijffoutje mogen bevatten. Dat geldt overigens ook voor de thorarollen in de Portugese synagoge. Met een jat (metalen staafje) wordt de tekst aangewezen en gelezen, want één lettertje weg als gevolg van aanraking door de vingers zal de heiligheid van het boek aantasten.
Vanaf het Daniel Meijerplein gaat de tocht naar de ”Vaz Diasbrug”, genoemd naar de Portugese Jood die aan het begin van de twintigste eeuw op basis van zijn ervaring als verslaggever van de Amsterdamse gemeenteraad een eigen persbureau begon. Over de brug heen naar de Plantage Middenweg lopend, toont Fafié een van de meest idyllische plekken van Amsterdam. Aan de ene kant zijn de synagoge en het Joods Historisch Museum te zien, aan de andere kant de Hortus Botanicus van de Universiteit van Amsterdam. Vroeger was dat een tuin waar Joden op de sabbat even een luchtje gingen scheppen. Het was allemaal op directe loopafstand van elkaar. „Joden mochten op de sabbat niet meer dan 880 meter lopen. Vandaar dat ze op een kluitje zaten bij deze synagoge.”
In de Joodse buurt bij de Portugese synagoge verrezen in het verleden verschillende Joodse theaters. In de omgeving van Artis, ook zo’n stadstuin op loopafstand van de synagoge, dringen de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog zich op. Op de voorgevel aan een straat staat te lezen ”Joodse gemeente”. In de oorlog was het het onderkomen van de Joodsche Raad, die de vreselijke klus had om te bepalen welke Joden afgevoerd moesten worden. De Hollandsche Schouwburg is een van de meest schrijnende herinneringen aan die tijd. Vanaf deze plek werden 80.000 Joden weggevoerd naar Westerbork en van daaruit naar de vernietigingskampen.
De schouwburg deed in de oorlog dienst als gevangenis. Ouders en kinderen werden gescheiden. Kinderen moesten naar het hervormde weeshuis aan de overkant, waarvan destijds het CHU-kamerlid prof. J. W. van der Hulst directeur was.
De gids laat zien welke bijzondere dingen er ook in die tijd gebeurden. Hij wijst op twee trams die elkaar kruisen op de Plantage Middenweg en bij de halte stoppen. Dat was in de oorlog net zo. Op het moment dat dit gebeurde, kon men vanuit de Hollandsche Schouwburg niet zien wat er zich aan de overkant afspeelde. Hulpvaardige Amsterdammers zorgden er toen voor dat Joodse kinderen het weeshuis verlieten en naar onderduikadressen werden gebracht. Vergelijkbare ontsnappingspogingen hadden ook plaats in de tuin van het weeshuis. Op deze manier slaagden Ed van Thijn (de latere burgermeester van Amsterdam) en Hedy D’Ancona (de latere minister) erin hun leven te redden. In de schouwburg zijn nu de namen te lezen van 6700 families waarvan een of meer personen zijn omgekomen.
Tegenover Artis stond voorheen een van de Joodse theaters, genaamd Plancius. De davidsster staat er nog op. Schuin ertegenover, aan de kant van Artis, was vroeger het Amsterdamse bevolkingsregister. Daarop is een aanslag gepleegd, maar de kaarten stonden te dicht op elkaar, zodat er geen zuurstof genoeg was om alles vlam te laten vatten. De aanslag was bedoeld om te voorkomen dat de bezetters op de kaart de komaf van Joodse Amsterdammers konden lezen en hen daarop konden pakken. De daders moesten het allen met de dood bekopen. Hun namen staan vermeld op een herdenkingsplaat. Een van hen, W. J. C. Arondeus, een Joodse homoseksueel, werd pas enkele jaren geleden postuum met een verzetsherdenkingskruis geëerd omdat men het na de oorlog ongepast vond om zoiets te doen.
Vanaf Artis gaat de weg via de Henri Polaklaan weer terug. Polak was ook een bekend figuur in de Joodse wereld. Hij was diamantslijper en richtte in verband met de slechte arbeidsomstandigheden in de diamantslijperijen een bond op, de Algemene Nederlandse Diamantwerkers Bond, waarvan de initialen nog op het oude gebouw staan. Ertegenover was een Joods ziekenhuis gevestigd. Het symbool van een pelikaan die haar jongen voedt met haar eigen bloed, is nog duidelijk zichtbaar.
Onderweg komen we nog door het Wertheimpark, dat herinnert aan een Joodse bankier die zich inzette voor tal van charitatieve doeleinden. Op het Auschwitz-monument van Jan Wolkers, met de gebarsten glazen spiegels, herinneren verwelkte bloemen aan de laatste herdenking van de holocaust.
Via de Nieuwe Herengracht, waar vroeger de welgestelde Joden woonden, gaat het weer terug naar de synagoge. Een synagoge die een van de meeste bijzondere en historische waardevolle ter wereld is, aldus de gids. Zo zelfs dat de nazibezetter er met zijn handen vanaf bleef. Kennelijk waren de Joodse synagogebezoekers minder waard dan het gebouw.