Verwoesten kerken gaat door in Syrië
ALEPPO. Al meer dan 400 kerken in Syrië zijn verwoest door de burgeroorlog in het land, zo stelde de Russisch-orthodoxe patriarch Kirill op 17 april tijdens een bezoek aan Griekenland. Vorige week werd opnieuw een kerk toegevoegd aan de lijst van vernielde bedehuizen: de Armeense Kerk van de Veertig Martelaren, in de stad Aleppo.
Hoewel grote delen van Aleppo sinds vorig jaar weer in handen zijn van regeringstroepen, is het nog allerminst rustig in de tweede stad van Syrië. De 15e-eeuwse Armeense Kerk van de Veertig Martelaren was tot nu toe redelijk ongeschonden uit de strijd gekomen. Het bedehuis was befaamd om zijn kostbare iconen en vormde het kloppende hart van de Armeense gemeenschap in Aleppo.
Tot op heden is niet precies duidelijk wat er met de kerk is gebeurd. De christelijke wijken van Aleppo die zich in het door het Syrische leger gecontroleerde deel van Aleppo bevinden, worden sinds vorige maand bestookt met raketten. De Kerk van de Veertig Martelaren zou door zo’n raket getroffen kunnen zijn.
Sommige bronnen stellen echter dat er tunnels waren gegraven onder de kerk waarin explosieven werden opgeslagen die tot ontploffing waren gebracht. Het Armeense patriarchaat verklaarde in eerste instantie dat de kerk volledig verwoest zou zijn. Later werd er echter gesproken over „beschadigd.” Vier maanden eerder hadden gewapende milities reeds de Armeense kathedraal in Aleppo grotendeels verwoest.
Bewustmaking
Jean-Clement Jeanbart, de Melkitische Grieks-katholieke aartsbisschop van Aleppo, maakt momenteel een rondreis door de Verenigde Staten om de christenen hier bewust te maken van de situatie waarin hun geloofsgenoten in Syrië verkeren. Tijdens een interview vorige week schetste de aartsbisschop een beeld van het dagelijkse leven van christenen én moslims in Aleppo.
Hij verhaalde hoe hij vorige maand dagen afschuwelijke dingen had gezien in Aleppo. „Sinds Pasen worden we regelmatig getroffen door bommen en raketten, waarbij drie of vier kerken werden vernietigd. Gisteren nog kreeg ik een telefoontje van mijn vicaris-generaal die me vertelde dat er een grote brand was uitgebroken vlak bij mijn aartsbisschoppelijke woning, en dat het huis zwaar beschadigd is. Onze kerk werd opnieuw getroffen door raketten. Al onze gebouwen verkeren momenteel in een zeer slechte toestand.”
Na vier jaar burgeroorlog is het bestaan in Syrië verworden tot een dagelijkse strijd om te overleven, zo stelt George, een christen uit Damascus die om veiligheidsredenen niet nader kan worden aangeduid.
In een kort telefoongesprek, dat na drie minuten abrupt werd afgebroken, vertelde hij het geluk te hebben dat hij nog steeds een baan heeft die hem 9000 Syrische lire per maand oplevert. Door de hyperinflatie kan hij daarvoor echter steeds minder kopen. George stelde dat hij voor 9000 lire 7 kilo bananen kan kopen. Daarna is zijn salaris op.
Het verschil tussen arm en rijk in Damascus is volgens hem grotendeels verdwenen. Vrijwel de gehele christelijke gemeenschap in Damascus is afhankelijk geworden van kerkelijke organisaties om te overleven.
