Drs. L. G. Compagnie: Eeuwig oordeel is voor velen iets onbegrijpelijks geworden
BAARN. Ook in gereformeerde en evangelische kringen wordt men voorzichtiger in het spreken over de hel. Dat signaleert de Nederlands gereformeerde predikant drs. L. G. Compagnie in zijn brochure ”Alverzoening?”
Het boekje, dat deze week bij de Willem de Zwijgerstichting verscheen, behandelt in grote lijnen de geschiedenis van de alverzoeningsleer, de uitleg van Bijbelteksten die in de richting van alverzoening lijken te wijzen en de problemen die mensen van nu ervaren met het spreken over oordeel en hel.
De auteur laat zijn lezers niet in het ongewisse over zijn eigen positie. „We moeten oppassen”, schrijft hij, „dat we de ernst van het Evangelie niet verzwakken door de ernst van de verlorenheid te verzwijgen.” Als we niet meer over de hel spreken, „geven we er blijk van het werk van Christus te onderschatten. Het evangelisatiewerk lijdt daaronder.”
De verklaring die drs. Compagnie geeft voor de neiging om niet over de hel te willen spreken, is dat het menselijk gevoel zich verzet tegen de gedachte van een plaats van onafgebroken straf. „Wanneer er oppervlakkig gesproken wordt over God die liefde is, en het beeld van God wordt ingekleurd door wat de hedendaagse mens daaronder verstaat, is de zaak van het eeuwige oordeel onbegrijpelijk geworden.”
Daarom pleit hij ervoor om de Bijbel te laten spreken – ook als dat tegen het gevoel ingaat. In een apart hoofdstukje gaat hij in op de manier waarop mensen de Bijbel zouden moeten lezen. De boodschap is onfeilbaar, maar taal is geen wiskunde: je kunt afzonderlijke teksten, woorden en beelden niet zomaar uit hun verband rukken, het gaat erom hoe ze in het geheel van de Bijbel hun betekenis krijgen. In dat licht behandelt hij de teksten die door aanhangers van de alverzoeningsleer vaak als bewijs worden aangehaald.
Bescheidenheid
Intussen moeten orthodoxe christenen er ook over nadenken of ze misschien op een aanstootgevende en zelfs on-Bijbelse manier over deze dingen praten, vindt de auteur. Wat het gesprek niet helpt, en wat ook on-Bijbels is: een oordeel uitspreken over de eeuwige bestemming van afzonderlijke mensen. „Ons past bescheidenheid, het is nergens aan mensen gegeven te weten wie dit oordeel zal ondergaan.” Het is beter om het oordeel aan God te laten en zwijgen over de dingen die we niet weten. „Tal van christenen hebben een schandelijk gebrek aan soberheid getoond. Daardoor is de Naam van God schade toegebracht.”
„We leven in een tijd waarin individualisme centraal staat, en ook door de invloed van piëtisme en Nadere Reformatie is het accent op persoonlijk heil toegenomen, maar de vraag ”Hoe kom ik in de hemel” kan volgens ds. Compagnie ook te veel in het middelpunt komen te staan. We lopen dan het gevaar te veel met onszelf, het individu bezig te zijn, en te weinig oog te hebben voor het geheel van Gods verlossingswerk. Onze beelden van hemel en hel kunnen bovendien gekleurd zijn door de beelden die de Bijbel gebruikt (poel van vuur, tandengeknars, gouden straten, harpspel), maar dat zijn slechts beelden. Volgens de auteur zal de nieuwe hemel op aarde komen „en in dat volmaakte koninkrijk zullen wij tot onze bestemming komen.”
Hij sluit af met de constatering dat er vragen blijven die wij niet kunnen beantwoorden. Gods doen en laten gaan ons voorstellingsvermogen te boven. „Bekende theologen van alle tijden, Augustinus, Luther, Melanchton, Zwingli en Bavinck, belijden nadrukkelijk Gods vrijmacht, ook daarin dat God mensen vrij kan spreken buiten de middelen van prediking en doop om. De Bijbel laat zich daar niet over uit, omdat daar gesproken wordt in het kader van het Evangelie. Wie Gods liefde daarin afwijst, mag vrezen voor het oordeel.”
Bij het nadenken over gericht en straf is het belangrijk dat het geheel van de bijbelse boodschap meeklinkt, en dat het licht van Gods nodigende genade niet verduisterd wordt. „Nadenken over straf gaat samen met nadenken over zonden, onrecht en lijden. Iemand heeft eens gevraagd of christenen wel echt geloven dat er een hel komt. Velen leven gezapig hun eigen leven in plaats van hun eigen leefomgeving zoveel mogelijk te waarschuwen.” Hoe dat waarschuwen dan moet, daar kunnen mensen over van mening verschillen – maar de kern van de opmerking blijft volgens ds. Compagnie van wezenlijk belang.