Nepalese regering vooral sta-in-de-weg bij hulpverlening
APELDOORN. Hoe geef je noodhulp in een land als Nepal, dat corrupt is en al tien jaar nauwelijks wordt bestuurd? Omzeil de centrale regering en doe zaken met de lokale autoriteiten. Dat werkt! Politiek gezien is het omstreden.
Of de internationale gemeenschap toch alsjeblieft meer geld wil geven, want het dodental als gevolg van de aardbeving kan oplopen tot wel 10.000. Die oproep van Sushil Koirala, premier van Nepal (ruim 30 miljoen inwoners, bijna vier keer zo groot als Nederland), was helder, maar nogal wrang, want als er iemand is die het niet past zo’n oproep te doen, dan is het deze Koirala. Als geen ander heeft hij de afgelopen jaren zijn land verwaarloosd en –samen met zijn kabinetsleden– grote sommen geld verdonkeremaand.
Sinds Nepal de tien jaar durende burgeroorlog (1996-2006, 20.000 doden) tegen de maoïstische rebellen beëindigde, de monarchie werd afgeschaft en de „parlementaire democratie” werd geproclameerd, wordt het land lamgelegd door politieke ruzies, door wanbeleid en corruptie. Zo heeft Nepal nog altijd geen grondwet omdat de politieke partijen het niet eens worden over de inhoud ervan (waarbij vooral de vraag speelt of Nepal nu wel of niet een federale staat moet worden). „We hebben in acht jaar tijd maar liefst negen premiers gehad, gewone burgers zijn uitermate gefrustreerd in de politiek”, aldus een Nepalees deze week.
Zo’n incompetente regering zou nu leiding moeten gaan geven aan een ingewikkelde noodhulp- en wederopbouwoperatie? Dat is natuurlijk een illusie.
Vandaar dat veel hulpverleners de centrale regering liever links laten liggen en direct samenwerken met lokale en regionale autoriteiten, die op hun beurt ook zelf de handen uit de mouwen steken. Daarmee krijgt die hulp vanzelf een politiek tintje, want de omstreden federalisering van het land wordt nu bijna automatisch gerealiseerd…
Ook Wilco Verbakel, drijvende kracht achter de ontwikkelingsorganisatie Icfon (een ngo die al tientallen jaren actief is in Nepal), ergert zich aan de lamlendige houding van de centrale regering. „De ontwikkeling van het land is eerder ondanks dan dankzij de regering in Kathmandu van de grond gekomen”, is zijn overtuiging.
Wie volgens hem wel alle lof verdienen zijn leden van de Village Development Committees (VDC’s, dorpontwikkelingscomités), die met grote voortvarendheid de ontwikkeling van hun dorpen en de directe omgeving ter hand hebben genomen.
VDC’s behoren vanouds bij de Nepalese cultuur en samenleving, maar ze werden tijdens de burgeroorlog door de maoïsten tegengewerkt.
Dat het toerisme door de verwoestende aardbeving een flinke knauw zal krijgen is helder. Toch maakt Verbakel zich er niet zo druk om. „De landbouw is voor de meeste Nepalezen veel belangrijker dan dat toerisme – daarvan profiteerde immers slechts een beperkt deel van de bevolking.”
Afgelegen dorpen
Verbakel maakt zich grote zorgen over de toestand in afgelegen, nog niet bereikte gebieden, waar honderden dorpen vrijwel compleet zijn verwoest. Ook de regio waar zijn organisatie actief is –de omgeving van Sindupalchowk, een gebied met een omvang van zo’n 30 bij 40 kilometer en waar enkele honderdduizenden mensen wonen– is nog verstoken gebleven van hulp. „Het merendeel van de huizen is daar tegen de grond gegaan, mensen zoeken er in de openlucht naar beschutting, want het regent daar hevig. Je kunt erop wachten dat in die omstandigheden allerlei ziekten gaan uitbreken.”
Hoe komen al die dorpen deze ramp ooit te boven? Vraagt Verbakel zich af. En hoe krijgen de bewoners al die vele honderden huisjes weer herbouwd? Waar halen ze het geld vandaan?
Van een fatalistische levenshouding, die typerend zou zijn voor hindoes met hun geloof in karma, wil Verbakel niet weten, wel van „passiviteit” als gevolg van gebrek aan scholing.
En dan wijst hij nog op de groeiende groep „verwende” jongeren in de steden, die niet bereid zijn om te werken omdat familie in het buitenland hun geregeld geld toestuurt.