Katwijkse kweker wil geroofde grond terug
Bloemenkwekers in Katwijk willen de grond die in de oorlog door de Duitsers afhandig is gemaakt voor de bouw van barakken bij vliegveld Valkenburg ruim zestig jaar na dato terug. „Er is een regeling waardoor erfgenamen weer in bezit komen van geroofde kunstschatten. Wat voor hen kan, kan ook voor ons”, vindt Thijs van Paridon.
De dertig barakken staan in lintbebouwing langs de Wassenaarseweg, vlak voor de toegang tot het vissersdorp. Op het eerste gezicht doet niets vermoeden dat het om voormalige onderkomens voor militairen gaat. De gebouwen lijken op ruim opgezette boerderijen, met grote, schuine daken en kleine raampjes in de muren.
Het mooie is er in de loop der jaren afgegaan: de meeste barakken zijn leeg en zien er verwaarloosd uit. Ook de omgeving oogt troosteloos: struiken en bomen staan er verwilderd bij, het gras tussen de gebouwen is veranderd in een modderpoel. „Echt een gribus”, zegt Thijs van Paridon tijdens een korte wandeling over het terrein van het verpauperde legerkamp. Slechts één gebouw bleef na de oorlog in redelijke staat bewaard: de kapel waarin de Duitsers destijds hun kerkdiensten belegden. Vooral het badhuis takelde al snel af.
Wat Van Paridon betreft mag het barakkendorp met de grond gelijk worden gemaakt. „Liever vandaag nog dan morgen”, zegt hij. Samen met collega-tuinders spant de kweker zich in voor sloop van de gebouwen. Maar dat niet alleen: Van Paridon wil bovenal de grond waarop de barakken zijn gevestigd, terug uit handen van het Rijk. Onlangs heeft hij daarvoor een beroep gedaan op de Dienst Domeinen.
Naar eigen zeggen heeft Van Paridon alle recht op de grond, omdat die destijds door de Duitse bezettingsmacht zonder pardon van zijn grootvader is afgenomen. „In 1941 kwamen de Duitsers met de boodschap dat mijn opa een deel van zijn bedrijfsgrond kwijt was. Overleg was uitgesloten. Nog voordat hij een woord kon uitspreken, werd het prikkeldraad uitgerold. Vanaf die tijd was mijn opa het stuk grond langs de Wassenaarseweg kwijt. Hetzelfde gold voor een tiental andere tuinders. Zij moesten maar zien hoe ze voortaan op het stuk land dat ze overhielden, kwamen.”
Op het geroofde grondgebied, in totaal zo’n 3 hectare, zetten de Duitsers barakken neer, waarin ze al spoedig zo’n 800 manschappen onderbrachten. De militairen werkten op het nabijgelegen vliegkamp Valkenburg. „Voor mijn opa was de gang van zaken een hard gelag. Samen met zijn broer was hij destijds een van de pioniers in de tulpenkweek. Zijn bedrijfsvoering kwam in gevaar. Vlak voor de inrit werden enkele barakken gebouwd. Ze vormen een grote sta-in-de-weg. Tot op de dag van vandaag ondervinden we er hinder van, zeker bij het laden en lossen van vrachtwagens.”
Na de oorlog eigende de Nederlandse staat zich het grondgebied toe. Tegen de zin van grootvader Van Paridon. Maar uiteindelijk stemde hij er toch mee in. „Wat moest hij anders?” zegt de 46-jarige kleinzoon Thijs. „De gebouwen bleven overeind. De overheid dacht er niet over die af te breken. Er werden voortaan Nederlandse militairen in gelegerd. Ook andere tuinders gingen met tegenzin akkoord.”
Wat de tuinders niet wisten, was dat de Nederlandse regering met één eigenaar anders omsprong: het toenmalige Leidse Duinwaterbedrijf, inmiddels opgegaan in het Zuid-Hollandse Duinwaterleidingbedrijf. Die moest destijds ook grond afstaan aan de Duitsers. Maar het waterbedrijf kreeg alles na de oorlog terug. De barakken werden vervolgens door het leger gehuurd, zo ontdekte Van Paridon tot zijn verrassing na een speurtocht in de archieven. „Een nogal ongelijkwaardige behandeling”, zegt de tuinder verontwaardigd. „Je vraagt je af waarom zoiets ook niet met de tuinders is gebeurd.”
Ruim zestig jaar na dato vindt Van Paridon de tijd rijp voor teruggaaf. Reden te meer is het gegeven dat de meeste gebouwen niet meer als legerplaats dienstdoen. In de jaren tachtig besloot de marine alle manschappen in nieuwe gebouwen op het vliegkamp zelf onder te brengen. Sindsdien worden de barakken gekraakt of dienen ze als werkplaats voor kunstenaars of als opslagruimte voor verenigingen. Met de toekomstige sluiting van Valkenburg als marinevliegkamp zullen ook de weinige barakken die nog wel voor militaire doelen worden gebruikt, leeg komen te staan.
Van Paridon heeft de Dienst Domeinen verzocht na te gaan of hij de grond kan terugkopen. Aanvankelijk had hij een beroep gedaan op de zogeheten commissie Herkomst Gezocht, maar die neemt uitsluitend verzoeken van erfgenamen die op zoek zijn naar door nazi’s geroofde kunststukken in behandeling. „Wat dat betreft zijn wij een uniek geval”, aldus de tuinder.
De vraag naar de kans op succes vindt Van Paridon een lastige. Er zijn diverse kapers op de kust, weet hij. Een van de belangrijkste is wel de Nederlandse Federatie voor Luchtvaartarcheologie (NFLA), die zich samen met de Stichting Menno van Coehoorn beijvert voor behoud van de barakken. De organisatie wil het dorp op de monumentenlijst plaatsen. Daarover lopen al jaren slepende procedures. Maar ook de gemeente Katwijk aast op de grond, al dan niet met barakken erop.
Van Paridon: „Wij claimen de grond niet alleen om bedrijfstechnische redenen, maar zeker ook vanwege de emotionele binding. Ik beschouw het zelf als een strijd om een stukje eerherstel voor mijn grootvader. In zijn leven heb ik hem diverse keren horen zeggen dat hij zich twee keer bestolen voelde: eerst door de Duitse bezetting, later door zijn eigen overheid. Ik ga ervoor om dat alsnog rechtgezet te krijgen.”