Theologie moet uit haar schulp kruipen
Het zou de kerk én de wetenschap grote schade berokkenen als de opleiding theologie wegvalt, schrijft prof. dr. Frank A. van der Duyn Schouten. Theologie buiten de wetenschap verstart. En wetenschap zonder theologie wordt bijziend. Maar voor een gezonde toekomst moet de theologie wel uit haar disciplinaire schulp kruipen.
De theologie heeft haar status als koningin der wetenschap al geruime tijd geleden verloren. Vooral de opkomst van de natuurwetenschappen heeft de theologie in de wetenschappelijke pikorde stevig naar beneden geduwd. Hoewel ongetwijfeld uitdagend bedoeld, poneerde de in 2014 door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) ingestelde verkenningscommissie theologie en religiestudies de stelling: „De Nederlandse academische wereld kan zonder opleidingen op het gebied van de theologie. Immers, wie theologie wil studeren, kan terecht bij kerkelijke ambtsopleidingen.”
Het bestaansrecht van theologie als academische discipline staat ontegenzeggelijk ter discussie. Niet alleen kerkelijke ambtsopleidingen, maar ook de theologische opleiding in den brede worden in Nederland niet meer vanzelfsprekend als algemeen vormende universitaire studies gezien, maar hooguit als opleidingen die toegang geven tot het ‘beroep’ van leidinggevende binnen een geloofsgemeenschap.
Deze denkwijze volgend hebben inmiddels de meeste Nederlandse universiteiten de conclusie getrokken dat de academische opleiding theologie kan worden opgeheven. Tegen deze besluiten is nauwelijks protest te horen geweest, in ieder geval aanmerkelijk minder dan bij de opheffing van Keltisch of Portugees.
Meten is weten
De teloorgang van de theologie wordt op het eerste gezicht nog enigszins gecamoufleerd door de opkomst van de religiewetenschappen. Een studierichting die vanuit sociologische, historische en antropologische invalshoeken probeert te duiden wat godsdienst behelst en wat het met mensen doet. Religiewetenschappen is echter geen theologie. Theologie is godgeleerdheid. Het gaat in de theologie dus om de studie van God. Als we die notie overboord zetten, wordt het inderdaad lastig om naast religiewetenschappen voor de theologie een aparte positie in het academisch domein te bepleiten.
Door echter de theologie uitdrukkelijk als de studie van God te definiëren, wordt haar bestaansrecht voor velen extra discutabel. Dat heeft te maken met de dominante opvatting dat wetenschap eerst en vooral gaat over datgene wat voor de mens op enigerlei wijze, al dan niet met technische hulpmiddelen, zintuiglijk waarneembaar is. Heel veel wetenschappelijke energie wordt daarom gestoken in het oprekken van het menselijk waarnemingsspectrum, zowel naar het steeds kleinere (nanotechnologie) als naar het steeds grotere en verder gelegene (astronomie).
Cruciaal in deze vorm van wetenschapsbeoefening is de beschikbaarheid van (meet)gegevens. Dat gold altijd al voor de natuurwetenschappen, maar ook in de sociale wetenschappen, zoals economie en sociologie, de medische wetenschappen en de psychologie, concentreert veel wetenschappelijke inspanning zich op het verzamelen en analyseren van meetgegevens. Tegenwoordig zijn in wetenschappelijke publicaties de onderliggende meetgegevens vaak belangrijker dan de analyse ervan en de conclusies die uit die analyse worden getrokken. De razendsnelle toename van de reken- en analysecapaciteit van computers, waardoor steeds grotere gegevensverzamelingen kunnen worden bestudeerd, houdt daarmee nauw verband. Iemand die een grote gegevensverzameling heeft aangelegd, kan moeiteloos een medeauteurschap opeisen van een wetenschappelijke publicatie waaraan hij of zij geen letter heeft meegeschreven.
Deze ontwikkeling heeft tot gevolg dat wetenschapsbeoefening die niet gebaseerd is op de beschikbaarheid van meetgegevens, aanzienlijk in aanzien is afgenomen. Zo is het binnen de economische wetenschap lastiger waardering te oogsten voor een theoretische verhandeling zonder dat daar een statistische analyse van meetgegevens aan ten grondslag ligt. Het parool in grote delen van de wetenschap is inmiddels opgeschoven van ”Meten is weten” naar ”Niet meten is niet weten”. Wetenschapsgebieden als literatuurwetenschap, filosofie en geschiedenis hebben het dan ook moeilijk in de competitie om prestige, geld en aandacht, die ook binnen de wetenschap volop aan de orde is.
Als wiskundige valt mij op dat de wiskunde zich nog wel in brede wetenschappelijke achting mag verheugen, hoewel ook daar belangrijke successen nog steeds worden geboekt via pure logische denkkracht, zonder gebruikmaking van meetgegevens. Maar dat heeft ongetwijfeld te maken met het ontzag voor de wiskunde dat veel wetenschappers al op het vwo is bijgebracht.
Aderlating
Hoewel de theologie zich dus nog steeds in respectabel gezelschap bevindt, heeft deze discipline het extra moeilijk, vooral omdat haar object van studie weerstand oproept. Een wiskundige die zich oriënteert op de wetmatigheden van een tiendimensionale ruimte of van het oneindige mag ongestoord zijn gang gaan, maar een theoloog die over God spreekt, heeft iets uit te leggen. De vraag lijkt dan ook gerechtvaardigd of de theologie anno 2015 in de academische wereld nog wel iets te zoeken heeft.
Ik beantwoord die vraag met een volmondig ja. Het vertrek van de theologie uit het universitair academisch spectrum zou een grote aderlating betekenen, zowel voor de theologie zelf als voor de wetenschap in den brede. Een bekende uitspraak van Einstein luidt: „Science without religion is lame, religion without science is blind” („Wetenschap zonder religie is kreupel, religie zonder wetenschap is blind”). Daarop variërend durf ik de stelling aan: „Theologie buiten de wetenschap verstart, wetenschap zonder theologie wordt bijziend.” Deze uitspraak vraagt om een toelichting.
Kenmerkend voor een academische opleiding is dat ze studenten leert zich kritisch te verstaan tot de kennis die hun wordt aangeboden. Studenten die zich als een trechter met kennis laten vol gieten, of als een eend van zich afschudden wat hun onbekend of onwelgevallig voorkomt, ontwikkelen zich niet tot academicus. Ze zullen als leidinggevende in hun latere beroepsuitoefening hun veiligheid zoeken door zich krampachtig vast te klampen aan dat wat hun bekend in de oren klinkt. Het zal hun zwaar vallen zelfstandig en eigentijds te verwoorden wat voor hen van wezenlijke betekenis is en ze kunnen zich veelal slechts staande houden met een beroep op hun (machts)positie. Daarom is een universiteit een plek waar het (leren) stellen van de juiste vragen belangrijker is dan het (leren) geven van de juiste antwoorden.
De maatschappij heeft in de dynamische ontwikkeling van de 21e eeuw leiders nodig die hebben geleerd zelf vragen te stellen en vragen van anderen niet uit de weg te gaan. Het zou ook de kerk grote schade berokkenen als we onze toekomstige predikanten vrijwaren van confrontaties waarin ze worden uitgedaagd vragen te stellen en zich op hun overtuigingen laten bevragen. Door blootgesteld te worden aan kritische vragen, zeker tijdens de studie, wordt wat werkelijk van betekenis blijkt pas echt tot geestelijk eigendom. Daarom zou ik, zowel als wetenschapper maar ook als lid van een kerkelijke gemeente, het zeer betreuren als de theologische opleiding zich uit het wetenschappelijk domein zou terugtrekken.
Maar het vertrek van de theologie uit het academisch domein zou ook een verlies voor de wetenschap betekenen. Ik noemde eerder de toenemende dominantie van de natuurwetenschappelijke methode bij de bestudering van de werkelijkheid. Andere wetenschappelijke benaderingen dreigen buiten beeld te geraken, waarmee het zicht op de werkelijkheid wordt versmald. De geesteswetenschappen werpen door de analyse en interpretatie van teksten een ander licht op de werkelijkheid dan de natuurwetenschappen, en dat licht is zeker niet van lager allooi. En dan heeft binnen het geheel van de geesteswetenschappen de theologie nog een geheel eigen positie. Theologie is een van de weinige, zo niet de enige, wetenschappelijke discipline die het besef levend houdt dat er meer is dan wat voor de mens met zijn zintuigen waarneembaar is. De wetenschap zou zich verder van de werkelijkheid verwijderen als het besef van het transcendente wordt uitgebannen. Daar komt nog een argument bij. De theologische universitaire studie mag en kan meer ambitie tonen als wetenschappelijke opleiding die uitstekend voorbereidt juist op maatschappelijke functies waarvoor een hoog niveau van abstractie is vereist.
Interdisciplinair
Het moge duidelijk zijn dat het veiligstellen van de positie van de theologie binnen het wetenschappelijk domein niet vanzelf gaat. Zelfreflectie is geboden. Allereerst moet de theologie erop gespitst zijn de verbinding tussen het academisch onderwijs en onderzoek te koesteren. Iedere wetenschappelijke discipline die deze verbinding verwaarloost, loopt het risico binnen het academisch bestel irrelevant te worden. Disciplines die traditioneel zich zonder al te veel eigen wetenschappelijke productie probeerden te handhaven als wetenschappelijke beroepsopleiding, zijn inmiddels tot de ontdekking gekomen dat die vlieger niet meer opgaat.
Ook de theologie ontkomt niet aan deze ijzeren wetmatigheid. Docenten die binnen het wetenschappelijk onderwijs geen actieve rol als onderzoeker vervullen, komen vroeg of laat ‘droog’ te staan. Zo verliest het onderwijs zijn academisch karakter. Terzijde merk ik op dat overigens ook het omgekeerde geldt. Een wetenschapper die nieuwe wetenschappelijke inzichten niet met een zekere gretigheid met een jongere generatie deelt, hoort op een universiteit niet thuis.
Wetenschappelijk onderzoek trekt zich tegenwoordig steeds minder aan van de klassieke scheidslijnen tussen disciplines. Grensverleggend onderzoek vindt anno 2015 in belangrijke mate plaats op het grensvlak van twee of meer disciplines. Scheidsmuren tussen faculteiten worden poreus en wetenschappers ontlenen hun inspiratie steeds vaker aan probleemstellingen die vanuit aanpalende disciplines worden aangereikt. Hier liggen voor de theologie niet alleen interessante uitdagingen, maar ook ongedachte mogelijkheden.
Traditioneel is de theologie als wetenschap sterk naar binnen gekeerd. Vele proefschriften zijn gewijd aan de studie van het commentaar van theoloog x op het werk van theoloog y, zonder enig rapport met een herkenbaar thema in kerk of maatschappij. Als de theologie een geloofwaardige positie binnen het geheel van de wetenschap voor zichzelf wil opeisen, zal ze uit haar disciplinaire schulp moeten kruipen. Suggesties daarvoor liggen voor het oprapen. Vanuit theologisch perspectief is een zinvolle inbreng denkbaar bij tal van maatschappelijke probleemstellingen, zoals de invloed van internet op menselijke communicatie, vraagstukken van leven en dood in het perspectief van de medische techniek, de rol van financiële instellingen, de betekenis van Europa en de doordenking van de zin van arbeid en werkloosheid. Vanuit deze grote maatschappelijke thema’s is vruchtbare samenwerking denkbaar van theologen met economen, psychologen, taalkundigen, geneeskundigen en natuurwetenschappers.
Interdisciplinaire samenwerking is naar mijn overtuiging de meest effectieve manier om de positie en het aanzien van de theologie binnen de wetenschap te versterken. Om misverstanden te voorkomen: dit betekent geenszins een oproep aan theologen om hun theologische eigenheid prijs te geven. Integendeel, interdisciplinaire samenwerking kan alleen vruchtbaar zijn als het wetenschappers betreft die in hun eigen vakgebied hun sporen ruimschoots hebben verdiend. Interdisciplinair onderzoek is nu eenmaal uitdagender dan wetenschappelijk onderzoek binnen de eigen disciplinaire kolom, al was het alleen maar omdat je de taal van ten minste één andere wetenschappelijke discipline moet leren verstaan.
Behalve door de toenemende betekenis van interdisciplinaire samenwerking, kenmerkt de wetenschap zich vandaag de dag ook door intensieve internationale samenwerking. Dat is voor de theologie extra interessant omdat de positie van de academische theologie in andere landen, zowel binnen Europa als daarbuiten, sterker is dan in Nederland. Theologie staat aan vooraanstaande Europese universiteiten, zoals in Oxford, Straatsburg en Helsinki, in hoger aanzien dan in Nederland. Daarom biedt voor de theologie de Europese Unie ook meer perspectief als mogelijke financieringsbron van wetenschappelijk onderzoek. Internationale samenwerkingsverbanden zijn echter ook inhoudelijk van grote betekenis. De opkomst van het christendom op het Afrikaanse en het Aziatische continent biedt nieuwe theologische inspiratie en geeft aanleiding de samenwerking met universiteiten ter plaatse te versterken.
Dialoog
In Nederland is de protestantse theologiebeoefening aan algemene universiteiten inmiddels beperkt tot Groningen en Amsterdam. Historisch heeft Nederland op wetenschappelijk theologisch gebied in de wereld een lange en indrukwekkende staat van dienst. Die tijd is voorbij. Het zou daarom van weinig realiteitszin getuigen met de theologiebeoefening door te gaan alsof er niets aan de hand is. Waar Nederlandse kerkgenootschappen zich in het verleden nog konden veroorloven er allemaal hun eigen theologische academische opleiding op na te houden, is dat, in het licht van bovenstaande analyse, anno 2015 ondenkbaar. Uit het besluit van de synode van de Christelijk Gereformeerde Kerken (CGK) om een nieuwe constellatie voor de eigen theologische opleiding te onderzoeken, blijkt dat deze realiteit onder ogen wordt gezien. Oplossingen kunnen in meerdere richtingen worden gezocht. Aan de Vrije Universiteit is gekozen voor een model waarin, binnen het geheel van een brede universiteit, de theologie zich in een onafhankelijke faculteit, „vrij van kerk en staat” eigenstandig mag ontwikkelen.
Binnen deze facultaire context wordt gastvrijheid geboden aan een breed scala van theologische stromingen die ieder voor zich de ruimte krijgen hun theologische identiteit te bewaren, onder de voorwaarde dat men elkaar theologisch niet uit de weg gaat, maar juist de dialoog aangaat. Dat is spannend en kan, zowel door studenten als kerkgenootschappen, soms zelfs als bedreigend worden ervaren. „Moeten we het jonge mensen die zich voorbereiden op het predikantschap en komend vanuit een vertrouwde kerkelijke omgeving, wel aandoen hun opleiding te volgen in een smeltkroes van uiteenlopende denominaties?”
Ik zie, eerlijk gezegd, geen alternatief. Als predikant worden deze studenten straks geroepen vragen te beantwoorden van jonge gemeenteleden die in een seculiere academische omgeving gaan studeren. De antwoorden die dan gegeven moeten worden, zullen weinig trefzeker zijn als ze niet op eigen ervaring zijn gestoeld.
Frank A. van der Duyn Schouten
Prof. dr. Frank van der Duyn Schouten (1949) studeerde wis- en natuurkunde aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Hij promoveerde in 1979 aan de Universiteit Leiden op een wiskundig onderwerp. In 1987 werd hij benoemd tot hoogleraar mathematische besliskunde aan de Universiteit van Tilburg. Van 1999 tot 2008 leidde hij deze universiteit als rector magnificus. Hij was gastonderzoeker bij Bell Labs (VS), Insead (Parijs) en aan de universiteiten van Berkeley en Haifa. Van 2008 tot 2013 was hij algemeen directeur van Netspar, een onderzoeksinstituut op het terrein van pensionering en veroudering. Sinds 2013 is hij rector magnificus van de VU.