„Kerken van belang voor Europa”
’s-HERTOGENBOSCH - De kerken van het westerse en het oosterse christendom hebben een eigen, unieke bijdrage te leveren aan de vorming van de identiteit van het nieuwe Europa.
Theo Brinkel, lid van de Tweede Kamer voor het CDA, schrijft dit in het laatste nummer van ”Pokrof” (orgaan over oosterse christenen, kerken en culturen). Bij de vraag hoe de Europese Unie moet omgaan met haar nieuwe leden én haar nieuwe buurlanden, is het volgens Brinkel van belang rekenschap af te leggen van de eigenheid van het oosters christendom, „zonder daarbij echter politieke, economische en maatschappelijke ontwikkelingen zomaar aan de andere religieuze traditie toe te schrijven.”
Concreet doelt Brinkel op de verschillen tussen West-, Midden- en Oost-Europa in welvaart en economische structuur, ontwikkeling van democratie en rechtsstaat. Brinkel: „Helaas staan de Oost-Europese landen op al die terreinen op achterstand. Het gaat om verschillen die een lange ontstaansgeschiedenis hebben.”
Met het oog op eventuele toekomstige verdere uitbreiding van de EU concludeert hij dat „de criteria voor het lidmaatschap van de Europese Unie van politieke en niet van religieuze aard zijn. Op grond van de aanwezigheid van de oosters-christelijke traditie hoort geen enkel land van lidmaatschap van de Unie te worden uitgesloten.”
Ten slotte blijkt volgens Brinkel uit de dialoog tussen de westerse en de oosterse traditie dat beide „Europa zien als gemeenschap van waarden, waarin de waardigheid van de menselijke persoon centraal staat. (…) Beide tradities kunnen die waarden onder woorden brengen en op een moderne wijze uitleggen, zodat zij relevant worden in het Europa van vandaag. Dat doen is een opdracht voor de kerk, maar inspireert ook de christelijke politiek met haar bijzondere verantwoordelijkheid voor democratie en rechtsstaat”, aldus Brinkel.