„Kerkorgel niet zo vanzelfsprekend in de eredienst”
GRAND RAPIDS. Er is in Nederland geen kerkelijke gemeenschap die haar wortels heeft in de traditie van Calvijn, waarin het kerkorgel niet het gebruikelijke instrument is voor de begeleiding van de eredienst. Toch is dat historisch gezien niet zo vanzelfsprekend als het lijkt.
Randall D. Engle (Oakland University in Detroit), die als hoogleraar in de kerkmuziek studie gemaakt heeft van het orgelstandpunt van de Nederlandse kerken van gereformeerde origine, toonde tijdens een bijeenkomst van het Calvin Studies Society Colloquium in Grand Rapids aan dat de gezaghebbende theoloog Gisbertus Voetius –hoewel zelf een liefhebber van muziek– op geen enkele wijze ruimte zag voor instrumenten in de eredienst. Ze zouden maar afleiden van de zuivere klank van het Woord, zowel gepredikt als gezongen. Wel of geen begeleiding van de in de traditie van Calvijn zo belangrijke gemeentezang was kennelijk geen middelmatige zaak.
De eredienst in de traditie van Calvijn was het hoofdthema van het colloquium dat zaterdag werd afgesloten. Daarbij mocht ook de problematiek, zoals die vooral in de Nederlanden speelde, niet ontbreken. Bij de Amerikaanse Calvijnkenners wekt het altijd weer bevreemding als er wordt verteld hoezeer men in Nederland lange tijd wars was van elke instrumentale begeleiding in de eredienst.
”Duivels fluitenspel“
De praktijk van het zingen met alleen een voorzanger als begeleider moet in de grote middeleeuwse kerken zodanig geklonken hebben dat het weinig echte eerbied en wijding bleek te verklanken. Ondanks de afkeer van het zogenaamde ”duivelse fluitenspel” werd het orgel op den duur toch een middel om te voorkomen dat de gemeentezang, zoals werd uitgedrukt, meer leek op het geblaat van schapen dan op een eerbiedige lof aan God. Het kan dus verkeren. De eerbied voor de zo wezenlijke gemeentezang in de gereformeerde traditie werd ermee gediend dat het verzet tegen het orgel in de Nederlandse kerken werd opgegeven.
Prof. Charles H. Parker uit St. Louis bood een overzicht van wat er door Nederlandse calvinisten bestudeerd en bestreden werd ten aanzien van de afgodendienst in de landen waar Nederlanders door handelsbelangen wereldwijd terechtkwamen. De gedachte dat calvinisten niet zo zendingsbewust waren als bijvoorbeeld de jezuïeten, verdiende enige correctie. Ook calvinisten wisten hoe belangrijk het was dat de ware dienst van God zou worden bevorderd, ook in de heidense wereld, waarin afgoderij en onzedelijkheid een direct gevolg waren van de afwezigheid van de ware dienst aan de God van de Bijbel. Predikanten die in de verre Aziatische culturen terechtkwamen, deden hun best om deze culturen te verstaan. En ook om ze te weerstaan als werelden van blindheid en bederf waarin het Evangelie licht en redding kon brengen. Met deze blik onderzochten ze de culturen om te kijken of er een open deur voor het Evangelie zou kunnen zijn. Diverse publicaties van theologen waren de vrucht van deze bezinning.
Prof. Andrew Spicer uit Oxford maakte de collega’s deelgenoot van een interessant onderzoek naar de betekenis van de avondmaalsbekers in de kerken van de Reformatie in Nederland. Hij stelde dat in Nederland nog nauwelijks onderzoek gedaan is naar de manier waarop het avondmaal werd gevierd, vooral naar welke voorwerpen gebruikt werden bij de communie. Prof. Spicer richtte de aandacht vooral op de rijk versierde bekers die daarbij gebruikt werden. De afbeeldingen daarop lieten iets zien van de Bijbelse betekenis van het sacrament. De decoraties waren niet zomaar verfraaiingen, maar drukten met Bijbelse woorden en beelden iets uit van de betekenis van het avondmaal, in onderscheid van de rooms-katholieke mis. Avondmaalsbekers zijn dus niet alleen voorwerpen van wetenschappelijk studie voor deskundigen op het gebied van oud zilver, maar ook voor theologen.