Franciscus, die nauwe banden heeft met de Armeense gemeenschap daterend uit zijn tijd in Argentinië, verdedigde zijn uitspraak door te zeggen dat het zijn plicht is de herinnering aan de onschuldige mannen, vrouwen, kinderen, priesters en bisschoppen te eren die zinloos werden vermoord door Ottomaanse Turken. „Het verbergen of ontkennen van het kwaad is als het toestaan van een wond te blijven bloeden zonder die te verbinden”, zei hij tijdens een mis in de Sint-Pietersbasiliek.

Historici schatten dat zo’n 1,5 miljoen Armenen door Ottomaanse Turken zijn gedood rond de tijd van de Eerste Wereldoorlog, door veel genocidedeskundigen beschouwd als de eerste genocide van de twintigste eeuw. Turkije daarentegen weigert te spreken van genocide en stelt dat de mensen die omkwamen slachtoffers zijn van een burgeroorlog en onrust.

Verschillende Europese landen erkennen wel dat sprake was van genocide, maar Italië en de Verenigde Staten vermijden het gebruik van die term, met het oog op het belang van Turkije als bondgenoot.

Franciscus is overigens niet de eerste paus die het bloedbad genocide noemt. De paus citeerde een verklaring uit 2001, ondertekend door de toenmalige paus Johannes Paulus II en de Armeense kerkleider Karekin II, waarin het bloedbad ook de eerste genocide van de twintigste eeuw wordt genoemd.