’Protestanten redden het niet met nestgeur’
Wil het protestantisme in de huidige ontkerkelijkte cultuur nog van betekenis zijn, dan moet het meer zijn dan een „nestgeur". Dat zei rector prof.dr. F. de Lange van de Theologische Universiteit Kampen (ThUK) vrijdag tijdens het jubileumcongres van de gereformeerde predikantsopleiding. Als het protestantisme niet meer om het lijf heeft dan een nestgeur of bloedgroep, is het volgens De Lange geen lang leven beschoren.
„Om als protestantisme te overleven is het niet nodig dat elke protestant elke zondag naar de kerk gaat, maar elke nieuwe generatie moet wel vaders of moeders hebben met wie men naar de kerk ging", zei De Lange. „Het protestantisme verliest zijn vitaliteit als het de binding verliest met een levend persoonlijk geloof, niet meer geworteld is en gevoed wordt door een geheel van religieuze praktijken, en geen relatie meer heeft met een geloofsgemeenschap."
De ThUK viert dit jaar haar 150–jarig bestaan. Ze ontstond in 1854 als predikantsopleiding voor de orthodoxe protestanten die bij de Afscheiding van 1834 uit de Nederlandse Hervormde Kerk waren gestapt. De ThUK is een van de drie predikantsopleidingen van de protestantse kerk in Nederland, waarin op 1 mei de hervormde, gereformeerde en lutherse kerken opgaan.
Een protestant heeft volgens De Lange in elk geval drie kenmerken. Hij heeft allereerst een persoonlijke overtuiging en een roeping. „Hij is er niet voor zichzelf maar heeft een taak in de wereld." Verder is een protestant geen „religieuze navelstaarder" maar heeft hij een missie en een visie op de samenleving. „Het gaat hem om de eer van God in de wereld."
Tenslotte is een protestant volgens De Lange diep vertrouwd met de bijbel. „Zonder bijbel geen Nederlandse cultuur. Maar wat gebeurt er met die cultuur als Nederland zo seculariseert dat een middelbare scholier bij de naam Jezus aan de nieuwste aanwinst van Ajax denkt en zijn ouders bij Pasen alleen nog aan hazen en eieren?"
Econoom en domineeszoon prof.dr. A. Klamer riep de (protestantse) kerken op om meer van zich te laten horen in de huidige samenleving waarin de economie allesoverheersend is. „Predikers, sta op en spreek! Nu spreken de kooplieden en vooral de regenten." Hij noemde de kerken in dit opzicht „armzalig, op het schlemielige af". Hij verkondigde de in de ogen van collega–economen ketterse stelling dat de economie niet meer dan een middel is. „Het is uiteindelijk te doen om het goede, ofwel het goddelijke. De vraag moet zijn hoe de economie bijdraagt aan waar het allemaal om gaat."
Voor CDA–Kamerlid K. Ferrier heeft het protestantisme te maken met „protesteren, niet meegaan met de massa, maar kritisch en alert blijven, je bewust van je eigenheid". Als vrouwelijke, protestantse politica van Surinaamse afkomst wil ze in de politiek „inspiratie en passie" zien. „Wat mijzelf betreft heeft die inspiratie zeker met de bijbel te maken. Ik laat mij leiden door het Woord." Als ze dat laat blijken, wordt ze echter al gauw voor „achterlijke allochtoon of halve zool" versleten, constateerde ze met spijt.