William Carstares, een protestantse kardinaal
De Schotse predikant William Carstares (1649-1715) was bevriend met stadhouder-koning Willem III. Tot aan de dood van de Oranjevorst bleef de vriendschap bestaan. Op zijn sterfbed gaf de koning hem een haarlok als aandenken.
Carstares had ook veel achting voor Willems Britse echtgenote, koningin Mary Stuart. Hij gaf haar het boekje ”Des christens groot interest” van William Guthrie, dat ze las en herlas. Ze zei dat ze dit boekje bewonderde en zolang ze leefde er geen afstand van wilde doen. Dit jaar is het 300 jaar geleden dat Carstares overleed.
Carstares’ vader John (1623-1685) was een bekende voorganger uit de kring van de Schotse covenanters, die in conflict kwamen met de autocratische politiek van koning Charles I en diens zonen Charles II en James VII. In de tijd van de vervolging, die van 1660 tot 1688 duurde, moest hij uitwijken naar Rotterdam. Zijn oudste zoon William, die in 1649 in Cathcart bij Glasgow werd geboren, vertrok na zijn studie aan de universiteit van Edinburgh naar de Verenigde Provinciën om daar zijn opleiding theologie af te ronden. In 1669 schreef hij zich in aan de universiteit van Utrecht.
Attest
In Utrecht was een Schotse gemeenschap waartoe, behalve vluchtelingen, ook studenten behoorden. Williams vader woonde enkele jaren in Rotterdam, evenals zijn verbannen collega’s John Brown van Wamphray en Robert MacWard.
William Carstares legde in de Nederlanden verschillende contacten. Via een Londense vriend van zijn vader kwam hij in Den Haag in aanraking met de hofarts van de stadhouder. Raadpensionaris Gaspar Fagel, die de in 1672 vermoorde Johan de Witt was opgevolgd, arrangeerde voor Carstares een ontmoeting met stadhouder Willem III. Deze was erg geïnteresseerd in zijn bekwaamheden en vooral in zijn politieke ambities.
Het is niet bekend of Carstares inmiddels preeklicentie had gekregen. Zijn biograaf A. Ian Dunlop veronderstelt dat hij door een classis van de Gereformeerde Kerk in Holland als predikant was aangenomen. Later kreeg hij immers een attest van enkele Schotse predikanten dat hij wettig bevestigd was. Zijn brede belangstelling oversteeg zijn theologische achtergrond. Hij voelde zich nauw betrokken bij de politieke situatie in het Britse rijk en hoopte dat de stadhouder daar verandering in kon brengen.
In het Rampjaar 1672, waarin de Republiek onder meer met Engeland in oorlog was, keerde Carstares terug naar Schotland. Het schip waarop hij voer werd door de Engelsen gekaapt, maar hij wist te ontsnappen. Wel kwamen zijn „in witte inkt geschreven” brieven in handen van de vijand. Deze bevatten informatie over politieke zaken. Daarop werd Carstares staatsgevaarlijk verklaard. Hij bleef korte tijd in Londen en keerde vervolgens naar Holland terug.
Toen hij in de herfst van 1674 weer in Londen kwam, werd hij gevangengenomen en naar de Tower gebracht. Daarna zat hij vier jaar opgesloten in Edinburgh Castle. In 1679 kwam hij vrij, en twee jaar later werd hij voorganger van een presbyteriaanse gemeente in Londen. Men hield hem daar goed in de gaten, vooral toen het vermoeden rees dat Carstares betrokken was bij het zogenaamde Rye Housecomplot, en met anderen een staatsgreep beraamde. Hij werd opnieuw gevangengenomen en naar Edinburgh overgebracht.
Marteling
Hoewel hij contact had met sommige samenzweerders (zoals James Stewart of Goodtrees, die zich in Holland schuil hield), ontkende Carstares directe betrokkenheid met Rye House. De Geheime Raad van Engeland geloofde hem echter niet en probeerde hem door marteling een bekentenis af te dwingen. Hiervoor werden nieuwe martelwerktuigen, zoals de duimschroeven, gebruikt. De vreselijke pijn die Carstares moest doorstaan, maakte enkele toeschouwers zo onpasselijk dat zij zich verwijderden. Toen men hem de zogenaamde ”Boots” –stalen laarzen waarop geslagen werd– wilde aandoen, mislukte dit. Daarop werden hem de duimschroeven zo hard aangedraaid dat zijn vingers bijna werden verbrijzeld.
De volgende dag zou men het verhoor vervolgen. Carstares had toen koorts en de dokter vroeg daarom enkele dagen uitstel. Maar daar wilden de beulen niet van weten. Ten slotte wist men onvolledige informatie los te krijgen die werd misbruikt om Carstares’ vriend Baillie of Jerviswood naar het schavot te krijgen. Hiervoor drukte men het pamflet ”Mr Carstares’ Confession”, waartegen Carstares protesteerde, omdat dit niet was afgesproken. Uiteindelijk liet men hem weer vrij.
Met zijn vrouw, met wie hij in 1682 getrouwd was, vluchtte Carstares naar het continent en huurde een huis in Kleef. Het contact met zijn vader was door zijn politieke ambities bekoeld, maar gelukkig kwam er nog vóór diens dood verzoening tussen beiden. In 1686 werd Carstares hofpredikant van Willem III, die hem in contact bracht met zijn familie. Het was een hele eer voor de Schotse predikant dat de stadhouder hem beschouwde als een van zijn belangrijkste adviseurs. Hij woonde in die tijd in Leiden en vervulde daar in 1688 de tweede predikantsplaats in de Engelse kerk.
Het dagjournaal van kolonel William Maxwell of Cardoness, die hem meermalen hoorde, geeft een indruk van zijn prediking. Zo hoorde hij een preek over Galaten 3:6, waarbij de predikant aangaf hoe Christus dierbaar wordt voor de luisteraar. Dit geschiedt door „het komen tot Christus en het zien op Hem.” De toonzetting van de preek was bevindelijk en gericht op de geloofskennis van Christus.
Carstares volgde in de zijn bediening de lijn van Schotse predikanten zoals Andrew Gray en William Guthrie. Theologisch voelde hij zich aangesproken door de Nederlandse hoogleraren Voetius en Witsius.
Dankdienst
Een hoogtepunt in het leven van Carstares was de expeditie van Willem van Oranje naar Engeland om het Britse rijk te bevrijden van het tirannieke juk van diens schoonvader, de rooms-katholieke koning James VII. Toen de vloot op 5 november 1688 in Brixham in Zuid-Engeland aankwam, leidde Carstares op het strand een dankdienst. Hij behoorde tot het gevolg van Willem en Mary en was aanwezig bij de kroningsplechtigheid waarbij zijn landgenoot Gilbert Burnet de preek hield.
Nu kwam de belangrijkste levenstaak op zijn weg. De gevestigde kerk van zijn vaderland was jarenlang episcopaals geweest, met een sterk hiërarchische gezagsstructuur waarin bisschoppen een belangrijke rol spelen. Om zowel de voorstanders van deze bisschoppelijke hiërarchie als de presbyterianen een plaats te geven, zocht Willem (die ook tot koning over Schotland gekroond was) naar een compromis. De episcopalen waren ”jacobites” die zijn regering niet wilden aanvaarden maar een Stuart op de troon wensten. Carstares wees de koning op de gevaren die verbonden waren aan de acceptatie van de jacobites in kerk en staat. Na een spannende tijd, waarin de tegenpartij geducht van zich lieten horen, stemde de koning toe in de bekrachtiging van de presbyteriale kerkorde. Zo kreeg de Schotse kerk, na jaren van strijd, haar oorspronkelijke vorm terug.
Partijschap
De algemene synode (General Assembly) van de Kerk van Schotland kwam in 1690 voor de eerste keer sinds 1653 weer bijeen. Dit was twee jaar na de Roemrijke omwenteling in 1688 waarbij de stadhouder Willem III op de Engelse troon kwam. William Carstares was ook op de synode aanwezig. Hij vertegenwoordigde het hof van Londen. Bekenden op de vergadering waren William Veitch en Thomas Hog, die hij in Holland had ontmoet. Hog had daar Willem van Oranje gesproken en hem verzekerd dat de Heere de stadhouder als een instrument in Zijn handen zou gebruiken om het Britse rijk te bevrijden van de tirannie van de Rooms-Katholieke Kerk.
Helaas kwam er op volgende synodes partijschap naar voren. Carstares stuurde in aansluiting op de tolerantiepolitiek van de koning aan op matiging. Ondanks onderlinge verschillen moest eensgezindheid de hoogste prioriteit hebben. Hij doorzag vooral de pogingen van enkele vooraanstaande Schotten om de Schotse Kerk te verenigen met de Engelse staatskerk. Toen de koning enkele jaren later een besluit zou tekenen waarin de onafhankelijkheid van de Schotse Kerk op losse schroeven zou komen te staan, aarzelde de hofpredikant niet zich hiertegen te verzetten. Midden in de nacht ging hij met gevaar voor eigen leven de koninklijke slaapkamer binnen. Hij maakte de koning wakker en vertelde hem wat hij op zijn hart had. Willem gaf hierop het omstreden decreet aan de vlammen van het haardvuur prijs.
De invloed van Carstares op het landsbestuur was vooral bij Schotse aangelegenheden groot. Hij had goed contact met de rechterhand van de koning, Willem Bentinck. Door zijn tegenstanders werd hij als een kerkvorst beschouwd en getooid met de bijnaam ”Kardinaal”. Ondanks de de reizen die hij geregeld naar Londen maakte, bleef zijn vaderland zijn belangrijkste werkgebied. Hij werd predikant van de Greyfriars Church in Edinburgh, drie jaar later van de St. Giles, en hij combineerde zijn ambtelijke werk met het rectoraat van de universiteit in de Schotse hoofdstad. Deze universiteit wilde hij herstructureren naar Nederlands model. De tijd dat hij in Leiden woonde en in Utrecht studeerde was hij niet vergeten. Beide universiteiten stonden in Schotland hoog aangeschreven.
Getuigenis
Met de opvolger van Willem van Oranje, koningin Anne, had Carstares niet zo’n goede verstandhouding. Hij kon niet voorkomen dat onder haar regering het zogenaamde patronaatsrecht (het recht van een man van adel die een predikantsplaats had gesticht of gefinancierd, om een te beroepen predikant voor te stellen) in 1712 opnieuw werd ingevoerd.
In zijn eigen kerk bleef Carstares een vooraanstaande plaats houden. Verschillende malen was hij preses van de synode. Hij stond bekend als een orthodoxe en toch breed georiënteerde kerkleider met een warme vroomheid en een bevindelijke prediking.
Zijn arbeidzame en turbulente leven eindigde op 28 december 1715. Op Greyfriars Churchyard kreeg hij zijn laatste rustplaats, die later door een monument werd gemarkeerd. Belangrijker dan zijn werk op aarde was zijn getuigenis op zijn sterfbed: „Ik heb vrede met God door Jezus Christus.”
Brieven vanuit de gevangenis in Edingburgh
Enkele fragmenten uit brieven die William Carstares vanuit de gevangenis in Edinburgh aan zijn vrouw schreef.
„Laten we, mijn liefste, loskomen van alle dingen onder de zon, want deze wereld gaat met al haar charme voorbij. O, dat we verzekerd mogen zijn van een betere erfenis die niet voorbijgaat! Een erfenis die de Heere Zelf voor ons bewaart en waar hij ons zal brengen als Hij hier geen werk meer voor ons heeft.
(…)
Hij is mijn hoop en mijn kracht. Ik vertrouw op Zijn oneindige liefde en genade in Christus. Moge Hij over mijn geestelijke en uiterlijke toestand Zijn licht laten schijnen. Als ik Zijn gunst mag hebben, kan ik niet ellendig zijn. Zijn toorn en mijn ongerechtigheid drukken zwaar op mij. Moge God het ene wegnemen en het andere om Christus’ wil vergeven. Hij alleen is mijn gerechtigheid, mijn vrede en hoop.”