Vernedering
Ware bekering doet ons treuren, omdat wij God door onze zonden vertoornd hebben. Zij doet ons niet zozeer treuren om de straf op de zonden. Ja, wij zullen dan een walg van onszelf hebben. De droefheid naar God treurt naar God en zegt met David: Neem toch de misdaad van uw knecht weg. Zij zegt niet, met farao: Neem de plaag weg. Zij onderwerpt zich gewillig aan de straf, als de zonden maar vergeven worden. En al was er geen straf, zij zouden nochtans treuren.De vernedering van de goddelozen is zo niet. Zo er geen vonken van vuur in de hel waren, hun ogen zouden droog blijven. Hun vernedering wordt hen alleen door beschuldiging van het geweten uitgeperst. Die dwingt hen de zonden te laten. Maar daarna keert de huichelaar weer terug tot zijn zonden. Hieruit volgt dat hij geen vijandschap heeft tegen zijn zonden, maar tegen zijn verdrukking.
Daartegenover staat dat de goddelijke vernedering in de ware boetvaardige voortkomt uit liefde tot God, hun goede Vader, en uit haat tegen de zonden. De verworpenen in hun droefheid vluchten weg van God. Gods kinderen gaan tot God, hun Vader.
Daniël Dyke, predikant te Essex
(De bekering, 1626)