Het gewone, dat is pas bijzonder
In weerwil van de hang naar radicaliteit, ambitie en charisma die hij in de kerk signaleert, neemt de Amerikaanse theoloog Michael Horton het op voor het gewone. Het gewone is, schrijft hij, juist zo bijzonder.

Van de vele boeken die dr. Michael Horton de afgelopen jaren schreef, heeft ”Ordinary” misschien wel het eenvoudigste omslag: de voorkant is zacht oranje en geeft slechts de titel en de naam van de auteur weer. Het boek oogt daardoor nogal gewoontjes. De inhoud is dat zeker niet. Die is in zijn pleidooi voor het gewone heel ongewoon en daarom ook zo verfrissend.
In ruim 200 pagina’s analyseert Horton, hoogleraar dogmatiek aan het Westminster Seminary in Californië, de processen die schuilgaan achter het rusteloze verlangen onder christenen om radicaal, ambitieus en vernieuwend te zijn, om iemand te zijn die het verschil maakt, die ”out of the box” denkt en er echt toe doet. Dat verlangen bergt volgens hem risico’s in zich. Mensen die uit zijn op het bijzondere, raken zomaar gedesillusioneerd en vermoeid. Zij kunnen de kerk eerder schade berokkenen dan dat zij haar goed doen.
Meer dan ooit is het volgens Horton nodig dat wij gaan koesteren wat door velen wordt afgedaan als gewoon of, erger nog, saai: de zondagse prediking van het Woord, de bediening van de sacramenten, de catechese en de huisgodsdienst. Juist deze genademiddelen, schrijft hij, zijn heel bijzonder. God heeft er de kerk der eeuwen mee geschapen en houdt haar er tot op heden mee in stand.
Horton zegt onder christenen waar te nemen wat hij ook ziet in de wereld om hen heen: een voortdurend jagen naar ”the next big thing”; we haasten ons voort van de ene belevenis naar de andere. De ene conferentie of happening is nauwelijks achter de rug of we tekenen voor de volgende. Zondagse erediensten steken er voor ons gevoel maar kleurloos bij af. Dat is hoogst ernstig, zegt Horton, want het zijn nu juist de erediensten die God heeft ingesteld om heel persoonlijk in Zijn woord tot ons te komen.
Ongemerkt kan de focus zich helemaal richten op ons en op onze daden voor God, schrijft Horton. Het zondige narcisme in ons, de diepgewortelde zelfzucht, wordt erdoor versterkt. Het Evangelie, dat via de ‘gewone’ genademiddelen tot ons komt, beoogt juist het tegenovergestelde: het wijst ons op wat God in Christus voor ons doet. Wie door het geloof één wordt met Christus, wordt bevrijd van zichzelf en van de drang om nog iets te willen zijn. Hij is verzekerd van Gods liefde voor hem, niet om wat hij doet of laat, maar om wat Christus heeft gedaan. Dat schept vrijheid. Horton citeert in dit verband een uitspraak van Luther: „God heeft onze goede werken niet nodig. Onze naaste heeft ze nodig.”
Het geloof, ’s zondags gevoed door de verkondiging en op doordeweekse dagen door gebed en Bijbellezen, uit zich te midden van alledaagse mensen in hun alledaagse leven, zegt Horton. Zeker, het kan ertoe leiden dat iemand in zelfopofferende liefde naar Afrika vertrekt om daar, onder erbarmelijke omstandigheden, waterputten te gaan slaan. Tegen zulke goede werken zien we vaak hoog op. Maar wat te denken van de blijmoedigheid waarmee een moeder haar gezin verzorgt en de trouw waarmee ze dag in dag uit de vaat doet? Dat is maar niet iets gewoons. Zo denkt de natuurlijke mens. Maar het geloofsoog taxeert anders: blijmoedig en trouw je ‘gewone’ roeping in het ‘gewone’ leven van alledag vervullen is juist heel bijzonder.
Boekgegevens
Ordinary. Sustainable faith in a radical, restless world, Michael S. Horton; uitg. Zondervan, Grand Rapids, 2014; ISBN 978 0 310 51737 5; 224 blz.; $ 14,99.