„Zeeland sjort aan dood WCT-paard”
Zeeland houdt vast aan het plan om een containerterminal langs de Westerschelde aan te leggen, ook al maakte de Raad van State er vorig jaar gatenkaas van. Vrijdag zullen Provinciale Staten besluiten om 250.000 euro te besteden aan onderzoek naar de haalbaarheid van een nieuw voorstel. „Een doodlopende weg”, aldus Tjeu van Mierlo van de Zeeuwse Milieufederatie (ZMF).
Van Mierlo kan zijn messen alvast slijpen. Het provinciebestuur van Zeeland gaat onverminderd door met het plan om een Westerscheldecontainerterminal (WCT) bij de Vlissingen-Oost te realiseren. Concreet gaat het om een 2,6 kilometer lange kade bij de kerncentrale van Borsele. Jaarlijks moeten er 1,5 miljoen containers worden verhandeld. Met het plan is een investering van ruim 650 miljoen euro gemoeid.
Vorig jaar verwees de Raad van State het project naar de prullenbak. Op alle fronten was de provincie tekortgeschoten. Natuurorganisaties, waaronder de Zeeuwse Milieufederatie, reageerden opgetogen. Volgens hen brengt de aanleg van de Westerscheldecontainerterminal grote risico’s met zich mee voor natuur en milieu. De kade is gepland in een gebied dat valt onder de Europese Vogel- en habitatrichtlijn.
Maar Zeeland laat het er niet bij zitten. De provincie is vastbesloten om de bouw van de terminal mogelijk te maken. Geen gemakkelijke klus, zo blijkt uit een eerste verkennende studie van F. ten Thij, speciaal ingehuurd adviseur. Om een nieuw plan voor de WCT enige kans van slagen te geven, is veel vervolgonderzoek nodig. Alleen dan kunnen de gevolgen van de terminal voor de natuur scherper in beeld worden gebracht. Hetzelfde geldt voor de economische noodzaak van de WCT. Provinciale Staten zullen daarover morgen besluiten.
Zeeland houdt de rug recht. Onder de indruk?
ZMF-directeur Tjeu van Mierlo: „Het lag in de lijn der verwachting dat de provincie het bijltje er niet bij zou neergooien. In die zin kijk ik er niet van op. Maar het is duidelijk dat het uiterst moeilijk zal worden om enig succes te boeken. De uitspraak van de Raad van State is bijzonder ingrijpend. Als de staten besluiten om vervolgonderzoek te verrichten, kiezen ze naar mijn overtuiging voor een doodlopende weg.”
Een wanhoopspoging?
„Het is meer een kwestie van oogkleppen ophouden. De focus is uitsluitend gericht op de WCT. Alsof de terminal het enige redmiddel kan zijn voor de Zeeuwse havens. Alsof er anders geen toekomst is. De provincie is helemaal in de greep van die gedachte. Dat vind ik bijna beangstigend.”
De gevolgen voor de natuur lijken mee te vallen. Het enige offer is De Kaloot, volgens gedeputeerde Kramer een strandje van drie keer niks.
„Het gaat natuurlijk niet om De Kaloot als zodanig, maar om het feit dat je met je vingers aan een uniek natuurgebied als de Westerschelde komt. Daarvan heeft de Raad van State gezegd: Als je dát wilt, moet je eerst maar eens aantonen waaróm dat per se nodig is. Pas als je dat kunt, gaan we praten over compensatie. Wij kunnen ons in die gedachtegang helemaal vinden. Als je niet oppast, haal je overal klein stukjes van het estuarium (zeearm met getijdenwerking, red.) weg en houd je uiteindelijk niets meer over dan een kanaal.”
Als blijkt dat de gevolgen voor de natuur ingrijpend zijn, moet Zeeland aantonen dat er geen economisch alternatief voorhanden is. Wat vindt u?
„Het punt is dat wij van mening zijn dat de WCT niet is toegesneden op de Zeeuwse maatvoering. Het project is verhoudingsgewijs veel te groot. De provincie wil een haven van wereldklasse, zoals Rotterdam en Antwerpen. Maar is dat nu echt nodig? Het lijkt mij beter dat we geen wereldspeler worden, maar een regionale spelbepaler en dat we ons meer richten op ”short sea”-activiteiten, shuttlediensten en de binnenvaart.”
De provincie wil bij het maken van een nieuw plan graag de inbreng van organisaties, zoals de ZMF. Doet u mee?
„Voor ons zijn de onzekerheden met een WCT te groot. De uitspraak van de Raad van State is nauwkeurig onderzocht door prof. dr. J. Verschuuren van de Katholieke Universiteit van Tilburg en prof. dr. Ch. Backes van de Universiteit Utrecht. Beiden concluderen dat het wel zeer moeilijk, zo niet onmogelijk zal zijn om in een nieuwe ronde ongeschonden door de rechtsspraak heen te komen. Dan moet je als staten toch niet verder willen gaan?”
U noemde destijds de uitspraak van de Raad van State een enorme overwinning, vergelijkbaar met het besluit om de Oosterschelde niet af te sluiten van de zee. Heeft u te vroeg gejuicht?
„Juichen was wel het minste dat we konden doen. De Raad van State deed verstrekkende uitspraken over een gebied dat onder de Vogel- en habitatrichtlijn valt. Om een ingreep als de WCT mogelijk te maken, zijn dwingende redenen nodig. Nut en noodzaak voor de samenleving moeten ondubbelzinnig worden aangetoond. Dat was niet gebeurd.
Zeeland gaat dat nu alsnog proberen. Ik verwacht niet dat de provincie erin zal slagen. Hoe kun je ooit aantonen dat de waarde van een WCT zo groot is, dat die een operatie in een beschermd natuurgebied rechtvaardigt? Ga daar maar eens aanstaan. Het betekent dat er te grote onzekerheden blijven. Dat is voor ons reden genoeg om vast te stellen dat je het project moet afblazen.”
Zeeland sjort, wat u betreft, aan een dood paard?
„Zoals de vlag er nu bij hangt, zeg ik: Ja.”