Homodiscussie in de kerk op verschillende golflengten gevoerd
APELDOORN. Kiest een homo voor het celibaat omdat hij de gave van de onthouding heeft, of kiest een homo voor seksuele onthouding omdat hij meent dat er volgens de Bijbel geen andere levensstijl mogelijk is? Dr. B. Loonstra en Herman van Wijngaarden discussiëren erover. En praten langs elkaar heen.
HGJB-medewerker Van Wijngaarden en de Kamper theoloog dr. Wolter Rose, beiden homofiel, constateerden de afgelopen tijd dat er in de christelijke homowereld steeds meer verzet is tegen mensen die een homoseksuele praxis afwijzen.
In een interview in het Nederlands Dagblad stelde Van Wijngaarden, schrijver van het boekje ”Oké, ik ben dus homo”, dat celibatair levende homo’s zoals hij zich ook in christelijke kring steeds vaker moeten verdedigen. Volgens hem is er geen ruimte voor homo’s die op principiële gronden celibatair willen leven. „Alleen hun mening dat een homo een relatie moet kunnen aangaan, mag nog klinken”, zei hij over het LKP, de koepelorganisatie van de christelijke homobeweging. Hij stelt dat homo’s die geen relatie aangaan vaak ‘onderduiken’. „Ze zeggen niet dat ze homo zijn.”
Opgelegd
Dr. Loonstra, predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Gouda, stelde gisteren in een column in het Nederlands Dagblad dat de gave van seksuele onthouding echter niet iedereen „opgelegd” kan worden.
Wie een beetje bekend is met de thematiek, hoeft niet veel studie te doen om te zien dat de zienswijzen van Van Wijngaarden en dr. Loonstra veel verder uit elkaar liggen dan de column in het ND doet vermoeden. En dat het echte geschilpunt in de discussie helemaal niet geraakt wordt.
Allereerst moet opgemerkt worden dat dr. Loonstra in zijn artikel in het Nederlands Dagblad zijn grote respect uitspreekt voor homo’s die celibatair leven. „In deze gewetensvolle leefwijze zijn zij iedere christen tot voorbeeld”, stelt hij. De predikant uit Gouda accepteert deze levenskeuze dus –in tegenstelling tot veel christelijke homo-organisaties– en heeft er respect voor.
Vervolgens stelt hij echter dat die levenskeuze niet aan alle homoseksuelen opgelegd mag worden „omdat de gave van de (seksuele) onthouding niet aan iedereen gegeven is.” Hij citeert dan de apostel Paulus, die stelt dat mensen slechts dan alleen moeten blijven als zij de gave van de onthouding hebben. En omdat die gave niet iedereen gegeven is, oppert dr. Loonstra uiteindelijk de mogelijkheid van een relatie in liefde en trouw tussen twee homo’s als manier om de „chaos” te bestrijden en om „enige orde” te brengen in het leven van veel homoseksuelen.
De predikant zegt er bij dat het samenleven van twee mannen of twee vrouwen in een relatie van liefde en trouw het niet haalt bij Gods scheppingsnorm. Maar ideaal wordt het in deze bedeling toch niet, zo stelt hij. En dus moeten mensen als Van Wijngaarden en Rose volgens hem meer gewicht toekennen aan het feit dat niet iedere homo de gave heeft om „vrijwillig” alleen te blijven.
De crux zit in het woord ”vrijwillig”. Dat impliceert dat de Bijbel de mogelijkheid van een keuze laat. Maar die is er volgens Van Wijngaarden en Rose nu juist niet. Ze leven celibatair, niet omdat ze dat prettig vinden, maar omdat ze vinden dat de Bijbel geen ruimte laat voor de homoseksuele praxis.
Verwarring
Van Wijngaarden twitterde gisteren in een reactie op het artikel van dr. Loonstra dan ook hoe de predikant kan weten wie de gave van de onthouding heeft. Oftewel: daar gaat het helemaal niet om. Het gaat om de vraag hoe je de Bijbel leest en hoe je de teksten die over homoseksuele handelingen gaan, exegetiseert en interpreteert.
Wat dat laatste betreft: dat is de spil waar de discussie om draait. En het is juist bij dit onderwerp, dat over de diepste gevoelens van mensen gaat, uiterst belangrijk om eerst scherp te hebben waaróver nu eigenlijk gesproken wordt. Anders schept de discussie alleen maar meer verwarring. Exact wat nu gebeurt.
Lees ook in Digibron
Dr. Loonstra pleit voor homorelatie in trouw, Reformatorisch Dagblad (23 maart 2015)