Plaats van vrede in onrustig Bangui
De hoofdstad van de Centraal-Afrikaanse Republiek, Bangui, gaat gebukt onder geweld en zware criminaliteit. Het theologisch seminarie in de stad functioneert echter als een plaats van hoop, merkte zendingswerker Berdine van den Toren-Lekkerkerker tijdens een recent bezoek.
Berdine van den Toren kent Bangui goed: ze woonde er acht jaar lang met haar gezin, van 1997 tot 2005. Nadien keerde ze bovendien geregeld terug om les te geven aan het theologisch seminarie Fateb: een protestantse predikantsopleiding voor Franstalig Afrika. Ze was er in maart 2013 nog, juist toen er een staatsgreep plaatsvond.
Toen braken de onlusten uit en was het bijna twee jaar lang niet mogelijk het seminarie te bezoeken. Afgelopen maand keerde Van den Toren echter voor een maand terug. Ze trof een stad aan vol militairen waar alle structuur uit verdwenen leek. „Het was een schok om mijn oude woonplaats zo weer te zien”, zegt ze. „Ik herkende de stad nauwelijks. Alsof alle levendigheid eruit was geslagen.”
Ze zag de doodsheid bijvoorbeeld terug in het ooit levendige verkeer, waarin zich nog nauwelijks personenauto’s en taxi’s leken te mengen. „De auto’s die er reden, waren van hulporganisaties of het leger. De reden is dat mensen simpelweg niet meer de weg op durven met hun auto. Op klaarlichte dag worden chauffeurs aangehouden en met gebruik van geweld gedwongen hun voertuig af te staan.” Politie is nagenoeg afwezig.
Het is een voorbeeld van de welig tierende criminaliteit, die wordt gevoed door de ruime beschikbaarheid van wapens. Tijdens haar verblijf hoorde Van den Toren geregeld schoten in de stad. „Op de markt heb ik granaten naast de tweedehands kleding en het fruit zien liggen”, zegt ze. De Britse Conflict Armament Research Group meldde recent dat die granaten inmiddels minder kosten dan een flesje cola.
Tegelijkertijd leven de spanningen die islamitische Séléka- en christelijke anti-Balakagroepen veroorzaakten onderhuids nog altijd door. Er is weinig voor nodig die te laten oplaaien, zo merkte Van den Toren tijdens haar verblijf. „Toen er bij een gewapende overval in de stad een moslim uit Kameroen werd gedood, zorgde dat voor een eruptie van geweld die drie dagen voortduurde. Officieel vielen er zestien doden, maar volgens ooggetuigen gaat het om meer.”
De meeste mensen zijn het conflict intussen „ontzettend moe.” „De voortdurende spanningen brengen een enorme onzekerheid mee”, merkte Van den Toren. Zelf mocht ze tijdens haar verblijf nauwelijks van de campus van het seminarie af, omdat er ontvoeringen plaatsvonden van onder anderen buitenlanders.
Toch is ze niet in mineurstemming uit Bangui teruggekeerd. Ze merkte dat de leiding van het seminarie niet bij de pakken is gaan neerzitten, maar heeft gezocht naar nieuwe wegen om het land te dienen. Fateb fungeerde als opleiding voor heel Franstalig Afrika, maar intussen zitten er in Bangui enkel nog studenten uit de Centraal-Afrikaanse Republiek zelf. Een groot deel van de opleiding is na de staatsgreep naar het buurland Kameroen verhuisd. Besloten is nu om daar een vestiging open te houden, en nog een nieuwe loot te stichten in Congo.
Het geeft de opleiding in Bangui de ruimte zich sterker te richten op de context waarin ze functioneert. „Fateb heeft zich ontwikkeld als een plek van vrede in de stad”, zegt Van den Toren. „Ik hoorde van moslims die best in gesprek wilden met christenen, maar alleen op het terrein van de Fateb. Daar voelden ze zich veilig. Ik vind dat een mooi getuigenis.”
Daarnaast zijn er op het seminarie nieuwe programma’s ontwikkeld. Zo is er een opleiding voor deeltijdstudenten opgezet, die zo’n 25 deelnemers trekt. Een van de deelnemers is de onlangs ontvoerde minister van Sport, Armel Sayo, een voormalige anti-Balakastrijder.
Een toerustingsprogramma voor predikantsvrouwen dat het seminarie kende, is bovendien opengesteld voor andere vrouwen. Van den Toren heeft in dit programma verschillende lessen verzorgd. „Dat was mooi. De deelnemers wilden graag over existentiële dingen doorpraten. Over hoe ze kunnen leven als christenen. Hoe ze hun kinderen moeten opvoeden te midden van zo veel geweld. En over de vraag waar God is in deze situatie. Het seminarie kan op deze manier heel vormend werken.”
Meer dan voorheen zet het seminarie in het gehele onderwijsprogramma in op geestelijke vorming, aldus Van den Toren. „Praktische vakken zijn belangrijker geworden. Het gaat daarbij om heel concrete vragen als: welke weg wijst de Bijbel in het zoeken naar vrede en hoe geef ik dat door in kerk en gezin?”
Van den Toren ziet het als tekenen van hoop. „Toen ik een goede vriend vroeg naar de toekomst van het land zei hij: „We kunnen de hoop niet opgeven, want wat komt er dan van onze kinderen terecht?” Ik vond het een ontroerend antwoord. Enerzijds omdat hij er impliciet mee aangaf dat hij somber was gestemd, maar tegelijkertijd vanwege de vastberadenheid niet te wanhopen. Dat zie ik ook terug in de manier waarop Fateb zich herpakt.”
Opleiding voor Franstalig Afrika
De Evangelisch-Theologische Faculteit van Bangui (Fateb) is in 1974 opgericht op initiatief van een koepelorganisatie van protestantse kerken in Afrika (AEA) en biedt een theologische opleiding op academisch niveau voor Franstalig Afrika. De studenten kwamen lange tijd uit meer dan twintig landen. Ze werden door hun eigen kerk uitgezonden. Vanouds kwamen hun echtgenotes mee: die kregen een apart programma aangeboden. De overweging daarachter is dat ook de predikantsvrouwen in de kerken vaak een belangrijke rol vervullen.
Vanuit Nederland krijgt Fateb ondersteuning van onder meer de Stichting Evangelische Toerusting Afrika en Azië (EvTA). De stichting probeert iedere twee jaar Nederlandse theologen uit verschillende kerkverbanden uit te zenden om in Bangui les te geven. Vanuit de zending van de Christelijke Gereformeerde Kerken werkten Benno en Berdine van den Toren acht jaar aan het seminarie in Bangui.