Ouderling Verweij over 25 jaar GPZ: Bij Hem zijn geen hopeloze gevallen
ZEIST. „Voor de Heere zijn er geen hopeloze gevallen.” Dat was 25 jaar geleden, bij de start van het Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis (GPZ), de boodschap van ouderling M. Verweij. In 1990 werd hij door de kerkenraad van de gereformeerde gemeente te Zeist aangewezen als pastoraal bezoeker van het nieuwe GPZ. Hij doet het werk nog steeds.
Toen het Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis de fontein zijn eerste cliënten opnam, waren psychiatrische problemen nog redelijk taboe. Verweij: „In dat opzicht is er wel iets veranderd. Er is meer begrip gekomen voor psychisch lijden. Mensen kijken er anders tegenaan dan vroeger, begrijpen meer dat iemand psychisch ziek kan zijn, zoals je ook lichamelijk ziek kunt zijn. Aan de andere kant zie je nog steeds dat sommigen psychisch lijden moeilijk kunnen plaatsen, het niet kunnen begrijpen. Dat maakt de patiënt eenzaam. Hij gaat zich afsluiten en raakt in een isolement. Het taboe is wel minder, maar het is niet weg.”
Verweij bezoekt niet alleen patiënten uit zijn eigen gemeente, maar ook die uit gemeenten die verder weg liggen en waarvan de ambtsdragers door de afstand moeilijker in staat zijn om pastorale zorg te verlenen. Sinds 2000 bezoekt Verweij op verzoek van Eleos (waartoe kliniek de fontein behoort) iedere cliënt, ongeacht diens kerkelijke achtergrond.
„Psychisch lijden kan zwaar zijn. Dat betekent dat zulke gesprekken ook zwaar zijn. Als je er voor de volle honderd procent voor iemand wilt zijn, hoef je echt geen drie gesprekken na elkaar te doen.”
De fontein heeft in de afgelopen 25 jaar zijn bestaansrecht ruimschoots bewezen, vindt Verweij. „Psychische problemen liggen vaak dicht bij iemands geestelijk leven. In het GPZ is daar oog voor. Ook is het leefklimaat vergelijkbaar met wat mensen thuis gewend zijn. Aan tafel wordt er gebeden en gedankt en er wordt uit de Bijbel gelezen.”
Psychisch lijden kan het geloofsleven verstoren. „Iemand met een negatief zelfbeeld heeft vaak ook een negatief Godsbeeld. In pastorale gesprekken ga je samen op zoek naar antwoord op de vraag wie God is, wie Hij wil zijn. Mensen komen daar soms op eigen gelegenheid niet meer uit. Hun gedachten hebben geen richting meer, ze draaien als een spiraal alleen maar naar beneden.”
Iemand die in een psychiatrische instelling wordt opgenomen, voelt zich vaak bovengemiddeld schuldig. „Als een moeder van een gezin wordt opgenomen, heeft ze daarover vaak een schuldgevoel: Ik hoor voor mijn gezin te zorgen, en nu zit ik hier! Het kost tijd om zo’n moeder ervan te overtuigen dat opname nodig was, ook in het belang van het gezin, en dat haar schuldgevoel dus geen terecht schuldgevoel is. Ik probeer er dan op te wijzen dat, als de Heere de behandeling wil zegenen, ze haar werk thuis straks weer beter aankan.”
Na ieder gesprek bidt Verweij met de patiënt. Als hij uit de Bijbel leest, zoekt hij zorgvuldig naar een Bijbelgedeelte dat past bij de gesteldheid van de patiënt. „Dat luistert nauw, want ook al bedoel ik een Bijbelgedeelte als troost, dan nog kan iemand er iets negatiefs in horen en dat weer op zichzelf toepassen. Maar ik ervaar ook dat juist Gods Woord iemand rust kan geven.”
Bij de start van het GPZ waren sommigen bezorgd over de samenwerking tussen de vrijgemaakt gereformeerden en mensen van de Gereformeerde Gemeenten. Het is goed gekomen?
„Het patiëntenbestand van de fontein is kerkelijk heel breed. Dat geeft weleens een bepaalde spanning. Maar onderlinge argwaan is er niet. Je zoekt samen naar het goede voor de mensen. Die breedte heeft mij nooit gehinderd. Het gaat om de mens tegenover je, om iemand in psychische nood. Niet om zijn kerkelijke achtergrond. Ik heb weinig meegemaakt dat er kortsluiting ontstond als ik iemand een Bijbelse boodschap wilde meegeven.”
De Bijbel stelt de vraag: Wie zal een verslagen geest oprichten? Het is dus moeilijk werk.
„Laten we nooit te klein van de Heere denken. Ook al zijn de omstandigheden nog zo donker, voor de Heere zijn er geen hopeloze gevallen. Als Hij Zich aan Mozes bekendmaakt, begint Hij met te zeggen dat Hij barmhartig en genadig is, lankmoedig en groot van weldadigheid.”