Onderwijsveld heeft moeite met wet over pesten
DEN HAAG. „Overbodig.” „De wet perkt de vrijheid van scholen in.” „Dit raakt de onderwijsvrijheid.”
Belangenbehartigers van het christelijk onderwijs zijn niet blij met het wetsvoorstel Sociale veiligheid op school, dat de Tweede Kamer donderdagavond bespreekt.
Niet dat scholen het thema veiligheid onbelangrijk vinden, integendeel. Ze nemen het onderwerp uiterst serieus. De vrees bestaat dat de overheid weer eens te diep gaat ingrijpen in de inhoud van het onderwijs. De pijlen richten zich op het verplichte gebruik van een aantal vooraf goedgekeurde antipestmethoden.
De aanleiding voor de wet is niet zo’n fraaie. In 2012 maakten de scholieren Tim Ribberink en Fleur Bloemen een eind aan hun leven omdat ze op hun school werden gepest. De politiek riep om actie en staatssecretaris Dekker van Onderwijs schreef een stevige nota waarin hij voorstelde scholen bij wet te verplichten pesten tegen te gaan. Ze moeten daarvoor gebruik maken van een methode die in de praktijk haar nut heeft bewezen.
Goedgekeurde antipestmethodes waren er toen niet. Daarom ging Dekker samen met kinderombudsman Dullaert aan de slag om zo’n zestig programma’s tegen pesten te testen. In mei 2014 kwam hun rapport en daaruit bleek dat geen enkel antipestprogramma geschikt is, maar dat er dertien veelbelovend zijn.
Ondertussen kwamen de koepelorganisaties en de Onderwijsraad in het geweer tegen de verplichting dat scholen een bewezen effectief antipestprogramma moeten gebruiken. De Tweede Kamer zwichtte voor de druk en nam in juli vorig jaar een motie aan van D66 en VVD waarin staat dat scholen de mogelijkheid moeten krijgen ook andere dan niet-erkende pestmethoden te gebruiken.
Maar in het wetsvoorstel dat nu voorligt, lijkt Dekker toch weer de kant uit te bewegen van het verplicht gebruik van bewezen antipestmethoden. In de Memorie van Toelichting schrijft de bewindsman dat het instrument dat scholen gebruiken „valide en gestandariseerd” moet zijn.
In een brief aan de Tweede Kamer legt de koepel van reformatorische scholen, de VGS, daar een kritische vinger bij: „Dit gaat sterk richting het eerder verworpen ‘bewezen-effectief’ antipestprogramma. De VGS vindt dit een zorgelijke ontwikkeling, want scholen moeten de vrijheid behouden om eigen methodes te hanteren voor het creëren van een sociaal veilig klimaat.”
De VGS krijgt steun van hoogleraar opvoedkunde Micha de Winter. Op de site van Verus, de koepelorganisatie voor het christelijk onderwijs, zegt de hoogleraar: „Dat de staatssecretaris en Marc Dullaert zo hoog van de toren blazen dat het schande is als scholen met een afgekeurd antipestprogramma werken, is wetenschappelijk gezien kolder. Want van geen enkel anti-pestprogramma is tot dusverre wetenschappelijk bewezen dat het goed werkt.”
Verus heeft het commentaar van De Winter niet voor niets op de site gezet. Ook de koepel ziet niets in verplicht gebruik.
De bezwaren van de critici richten zich niet alleen op het onderdeel antipestmethoden; ze hebben bezwaren tegen de wet als geheel. Daarin staat namelijk ook dat er allerlei protocollen moeten zijn op scholen en dat er op iedere school een vertrouwenspersoon en een antipestcoördinator moet komen.
Volgens de VGS is de wet simpelweg overbodig. „De verplichting om zorg te dragen voor sociale veiligheid is al voldoende geregeld in de huidige wetgeving”, zo schrijft bestuurder Moens in een brief aan de Tweede Kamer. Verus stelt: „Wat er met dit wetsvoorstel wel wordt gecreëerd is een nieuwe deugdelijkheidseis en daarnaast extra verplichtingen en administratieve lasten.”
De koepels bevinden zich met hun kritiek in gezelschap van de Raad van State en de Onderwijsraad. Die vinden de wet onnodig.
Ook vanuit het onderwijs zelf komt kritiek. Theo Segers, directeur-bestuurder van een aantal pc-scholen in de Krimpenerwaard die de ontwikkelingen in Den Haag altijd op de voet volgt, laat weten: „Scholen kiezen er al voor om plagen en pesten maximaal te weren. Laat de school vrij in het maken van eigen beleid. Dit raakt de onderwijsvrijheid.”