Carlsen geen halfgod, wel een Mozart
Een halfgod? Nee, dat is wereldkampioen schaken Magnus Carlsen hoe dan ook niet, stelt zijn biograaf Arne Danielsen. Natuurlijk niet. Maar de „Mozart van het schaken” mag hij vanwege zijn virtuoze en intuïtieve speelstijl wél worden genoemd.
Carlsen (1990) kreeg die bijnaam in 2004 na zijn –met de publiekprijs bekroonde– partij tegen de Nederlander Sipke Ernst op het Corusschaaktoernooi in Wijk aan Zee. De 13-jarige Noor behaalde daar zijn eerste grootmeestersnorm.
Zijn winst introduceerde Carlsen in de schaakwereld. „Schaakcommentatoren over de hele wereld begonnen nu serieus te spreken van het ”Magnus-effect””, schrijft Danielsen. Sindsdien zijn ze niet meer opgehouden om over hem te praten en te schrijven.
Freelancejournalist Danielsen volgt Carlsen eveneens al jaren. Hij heeft regelmatig contact met zijn landgenoot, reisde hem overal ter wereld achterna en sprak vaak met zijn vader, Carlsens belangrijkste secondant. Zijn jarenlange observaties resulteerden in een levensbeschrijving van de Noorse schaker die nu in het Nederlands is vertaald: ”Magnus. Biografie van een grootmeester”.
Danielsen beschrijft daarin Carlsens weg naar de schaaktop. Daarnaast grossiert hij in allerlei wetenswaardigheden over het spel en strooit hij en passant belangrijke lessen rond. Zoals: „De hoofdregel is om de koningsstelling van de tegenstander zo snel mogelijk aan te vallen, koste wat het kost, en degene die dat het eerste lukt, wint in de regel de partij.”
De grote vorderingen die Carlsen, begiftigd met uitzonderlijk talent, sinds zijn vroege jeugd heeft gemaakt, „hebben in zeer hoge mate te maken met de mogelijkheid om met behulp van computers en internet sneller te leren”, analyseert Danielsen. Rond zijn 11e levensjaar speelde Carlsen in drie jaar tijd op internet bijvoorbeeld meer dan 7000 snelschaakpartijen.
Toch resulteerde dat niet in berekenend en mechanisch spel. Integendeel. Voormalig wereldkampioen schaken Kasparov zei in 2013 van Carlsen dat „diens intuïtieve stijl het mysterieuze van het schaken bewaarde, in een tijd waarin iedere aan de computer verknochte supporter zich inbeeldt dat het spel eenvoudig is.”
Carlsen –hij prolongeerde vorig jaar zijn titel als wereldkampioen en won in januari dit jaar voor de vierde keer het toernooi in Wijk aan Zee– heeft het schaken ondanks zijn jonge leeftijd „al veranderd”, concludeert Danielsen. „Hij heeft de betekenis van praktisch spel op het schaakbord nieuw leven ingeblazen, in tegenstelling tot de enorme prioriteit die zijn concurrenten geven aan voorbereiding. Hij heeft het belang van het middenspel en vooral het eindspel in vergelijking met de openingen op een hoger peil gebracht.”
Danielsen probeert in zijn boek te verklaren waarom Carlsen zo snel doorbrak en wat hem zo’n goede schaker maakt. Doordat hij toegang heeft tot de kleine kring rond de schaakkampioen en dus veel over hem weet, slaagt hij daar goed in. Hoe Carlsen als mens is, komt daarentegen beduidend minder uit de verf.
De biograaf is duidelijk een fan van Carlsen. Dat zet zijn objectiviteit onder druk. Kritiek komt er niet of nauwelijks aan bod; aan mindere prestaties van de schaker geeft Danielsen steeds een opvallend positieve draai.
Opmerkelijk is verder dat in een boek over een grootmeester in het internettijdperk links naar interessante websites ontbreken. Foto’s staan er ook niet in. Een overzicht van Carlsens mooiste partijen tot nu toe (met notatie van de zetten) is niet opgenomen.
Wel geeft Danielsen met ”Magnus” schakers een onthullend doorkijkje in de leefwereld van het internationale boegbeeld van hun sport. Een wereld die vrijwel alleen maar draait om het spel en waarin een toernooischema het levensritme van de schaker –altijd op jacht naar een nog hogere rating– bepaalt. De notie dat dat uiteindelijk alleen maar ijdelheid is en dat het in dit leven om veel wezenlijker dingen draait, is daarin compleet afwezig.
Boekgegevens
Magnus. Biografie van een grootmeester, Arne Danielsen; uitg. Thomas Rap, Amsterdam, 2014; ISBN 978 94 0040 039 9; 272 blz.; € 18,90.