Kerk & religie

„Kerk moet niet angstig op de rem trappen”

Prof. dr. E. Schroten nam vorige week afscheid als kerkelijk hoogleraar christelijke ethiek aan de Universiteit Utrecht. Een gesprek met een veelzijdig mens die gespecialiseerd is in bio-ethische vragen, maar ook daarbuiten zijn sporen verdient in de toegepaste ethiek.

K. van der Zwaag
11 February 2004 10:55Gewijzigd op 14 November 2020 00:57
Prof. dr. E. Schroten
Prof. dr. E. Schroten

„Ethici moeten veel alerter en creatiever reageren op moderne wetenschappelijke ontwikkelingen”, vindt Schroten.

Zijn specialiteit op bio-ethisch terrein heeft alles te maken met zijn levensgeschiedenis. Schroten volgde in Utrecht colleges bij prof. Hannes de Graaf, vrijzinnig ethicus en oprichter van de PSP, en was doctoraalassistent bij hem.

Schroten promoveert op de betekenis van de lichamelijkheid en raakt betrokken bij de bezinning op de professionalisering van de sport, die in de jaren zestig steeds meer een feit wordt. Het kost prof. De Graaf door zijn handicap moeite om colleges te geven in het oude Utrechtse academisch ziekenhuis met al zijn trappen. Hij vraagt Schroten de colleges van hem over te nemen, in dit geval over de seksuele ethiek.

Zo komt Schroten in aanraking met de vakgroep van gynaecoloog prof. A. Haspels, die verschillende kinderen van leden van het Koninklijk Huis op de wereld hielp. Haspels is zendingsarts geweest en raakte in Nederland betrokken bij allerlei ethische problemen rond anticonceptie en abortus.

Met zijn proefschrift begeeft Schroten zich op het grensgebied van theologie en filosofie. De kerk ontdekt hem als vakkundig op het terrein van de medische ethiek: al snel komt hij terecht in hervormde commissies die zich bogen over vragen rond abortus en euthanasie.

Eind jaren tachtig wordt het Centrum voor Bio-ethiek opgericht, met Schroten als directeur. Korte tijd later polst minister Braks van Landbouw hem voor het voorzitterschap van een adviescommissie voor dierlijke biotechnologie. „De medische ethiek waaierde uit tot allerlei vragen rond biomedische vraagstukken. Later werd ik ook voorzitter van de commissie biotechnologie bij dieren. Het leuke daarvan was dat ik, meekijkend over de schouders van wetenschappers, kennis kon maken met zeer geavanceerd onderzoek.”

Schroten kwam tot de ontdekking dat de wetenschappers niet uit zijn op allerlei sciencefictionachtige ontdekkingen en grensverleggende activiteiten, zoals het kloneren van mensen. „We hebben de mogelijkheid om met de bouwstenen van het leven te manipuleren, maar het zijn enkelingen die met excessen bezig zijn. Wetenschappers zijn wel bedacht op het toepassen van hun kennis. Kennis en kunnen horen samen te gaan. Ik zou niet spreken in termen van grenzen, maar meer in het zoeken naar nieuwe wegen. In het verleden heeft de kerk vaak alleen maar op de rem willen trappen, zoals bleek uit haar houding ten opzichte van Copernicus en Galilei. Galilei moest vier eeuwen wachten op eerherstel. Ik benadruk tegenwoordig vooral de mogelijkheden die de wetenschap heeft, bijvoorbeeld op het terrein van gentherapie en het gebruikmaken van embryo’s voor weefselkweek, dit ter bestrijding van ziekten. Mijn pleidooi is dat ethici veel alerter en veel meer betrokken moeten zijn bij wetenschap en technologie.”

Bekijkt u de huidige wetenschap niet te optimistisch?

„Ik kom oorspronkelijk uit de rechterflank van de Hervormde Kerk en weet wat de zondige mens is en dat hij geneigd is tot alle kwaad. Maar dat betekent niet dat al wat de wetenschap zegt per definitie slecht is. Er zijn veel dingen die goed zijn. Ik heb wel mijn zorgen over de economisering van de wetenschap. Tijdens mijn afscheidscollege verwees ik naar Voetius, die in zijn universitaire rede vroomheid wilde verbinden met wetenschap en zich keerde tegen de verloedering onder studenten en docenten. Hij wilde op verantwoorde wijze wetenschap beoefenen. Dat wil ik ook, maar ik voer ook een pleidooi voor het verdisconteren van wetenschap en technologie in de ethiek.”

Tegenover Kuitert verdedigde prof. Schroten de mogelijkheid van christelijk ethiek. „Ik ben het wel met hem eens dat we binnen de ethiek moeten zoeken naar een gemeenschappelijke grond. Je leeft immers in een plurale samenleving. Als je bij voorbaat zegt: „Zo zegt de Heere”, gaat men schichtig reageren. Er is tegenwoordig alle ruimte voor een levensbeschouwelijke inbreng. Vroeger werd je binnen de Nederlandse Vereniging voor Ethici meewarig aangekeken als je aan christelijke ethiek deed, maar nu wordt het voluit geaccepteerd, mits je maar met argumenten aankomt. Je moet je standpunt wel zo uitleggen dat de ander het kan begrijpen en dat hij je daar ook op kan aanspreken. In de praktijk is het lang niet altijd nodig om bij de bronnen van je geloof uit te komen. Het gaat meestal om consensus en compromis.”

Is het moeilijk om als instituut onomwonden nee te zeggen tegen abortus en euthanasie?

„Als instituut kunnen we geen standpunt innemen, maar alleen het materiaal aanreiken op basis waarvan mensen een afweging kunnen maken. Dat neemt niet weg dat levensbeschouwelijke overwegingen zeker een rol spelen, als je daar maar argumenten voor aandraagt. We zijn facilitair bezig.”

Het Centrum voor Bio-ethiek is inmiddels opgegaan in het Instituut voor Ethiek. Een ontwikkeling waar Schroten blij mee is, omdat de ethische bezinning zich de laatste jaren uitermate verbreed heeft. Zo kreeg hij onder meer het verzoek of zijn instituut (met ongeveer zeventien fulltime medewerkers) zich ook wilde bezighouden met vragen rond verkeersethiek en geweld in de samenleving. Toegepaste ethiek rukt steeds meer op. Het stemt Schroten tot grote vreugde dat het college van bestuur van de Utrechtse universiteit structureel elk jaar een aardige financiële injectie aan deze ethische ’denktank’ geeft.

Prof. Schroten was verder rector van het Hervormd Theologisch Wetenschappelijk Instituut (HTWI), het overkoepelende orgaan dat de kerkelijke opleidingen aan de openbare universiteiten bewaakt. Als zojuist vertrokken rector van het HTWI is hij bezorgd over verdere bezuinigingen bij de kerkelijke opleidingen. Want inmiddels is het aantal kerkelijke opleidingen teruggebracht van vier naar twee: Utrecht en Leiden. Het aantal kerkelijke leerstoelen was voorheen drie: dogmatiek, ethiek en praktische theologie, maar dat zijn er nu twee: systematische en praktische theologie. „Als we deze drie leerstoelen gehandhaafd zouden hebben, zouden we in 2007 in het rood staan.”

Is het einde van de bezuinigingen bereikt? Nee, verwacht Schroten. „Ik wil niet pessimistisch zijn, maar als ik zie dat het aantal kerkelijke examens elk jaar terugloopt, terwijl we weten dat de kerkelijke opleiding daaraan gekoppeld is, lijkt het voor de hand te liggen dat de bezuinigingen zullen doorgaan. Het verwachtingspatroon is dat de kerk minder predikanten nodig heeft en geen geld genoeg heeft om dure predikantsplaatsen te handhaven. De belangstelling voor theologie, religie en levensbeschouwing zal wel blijven. Maar we krijgen steeds meer een ontwikkeling dat predikantsplaatsen overbodig worden en dat theologen terecht komen in onderwijs en instellingen. Ook groeien universiteiten en hbo-instellingen steeds meer naar elkaar toe. Als er ooit nog een kerkelijke renaissance zou komen, zouden de bezuinigingsproblemen ineens over zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer